vrijdag 21 december 2012

Brief (113) uit Schiedam

Zo net voor de kerst in een bezinning terecht te komen.

Dat zal!

Het is een bijna voorgeschreven wet.

Maar wat als je daarvan verschoond wil blijven? Er geen denne-
tak mee te maken wil hebben? Je het leven eigenlijk genoeg aan
leven vindt hebben? Of in ieder geval zoveel om er niet ook nog
eens een zakje gedachten over uit te schudden?

Zal de hele bubs, wellicht danig geleefd, nog eens moeten her-
beleefd in een denkbakje bezinning zo rondom het feest? Een
bezinning ook die je een beter mens zal moeten doen voelen
waarbij men het leven beter of zelfs uitermate goed zal kunnen
lezen? 

Wat mij betreft niet!

Wel is het natuurlijk zaak om de boel rondom deze tijd wat op
een bergje hoop te zetten.

Maar eerst even een gedicht, om warm te lopen:

Hippe jurk zonder knopen

als de regen komt

de motorkap klemt
ratten plots in spleen doen

er verse eieren zijn
er ook broodjes zijn
en veel haas op doorzichtige tenen

de honger echter uitblijft
alle fietsers autorijden
het bankstel in lichterlaaie staat

als
als dit
als dit nu

als dit nu eens waar mocht zijn en
ik toch een liederlijk bebloemde
jurk aantrok is er dan sprake van
zelfhulp of zal de haas met huid en

haar

zich toch een haas blijken
                                                     
A
ls je dit versje aan een mens laat lezen, als warme boter
natuurlijk. Maar of het tot bezinning komt? Een bezinning
bijvoorbeeld over hoe je het heelal moet zien, de wereld,
het land, je stad, je buurt, je straat, je eigen leven, of mis-
schien wel een ziedende bezinning over hoe je eerste ver-
liefdheid wél had moeten zijn, een verliefdheid overigens,
die je mooi nooit meer vergeet zo zegt men gevraagd als-
ook ongevraagd altijd heel reup met een blik van verlangen
waarvan de ogen dus heel raar gaan staan, net of men vanuit
een poel gevuld met zwarte olie opkijkt naar iets wat er niet
meer is maar toch nog bestaat.

Graag wil bestaan mogelijk zelfs.

Dat is wat mij betreft geen bezinning.

Dat is geniks over niks.

Stel dat ik die bezinning toch aanvang van zo'n eerste verliefd-
heid, maar dat hele ding al lang vergeten ben. Heel die olieogen-
ramp niet op de rol kan krijgen. De rest van mijn leven en ook de
verlichte periode van kerst in dit opzicht geheel zonder zal moeten
doorbrengen.

Is dat dan een ramp?

Ja zult u wellicht zeggen.

Nee zeg ik.

Want zie nu toch eens dit gedicht over bejaard zijn:

Een bijzonder grappige situatie

muziek stuit op
nooit ingeschakeld hoorapparaat
want de bovenste steen mag wel


weer onder

op late stemming in de plots nieuwe kamer

waarin
een riem tegen wegvallen
een inrichting vreemd
een deuropening nieuwe gezichten


raam onbekend

heus niet altijd donkere lucht

wel al meer zwaan soms

bij veel muur
in het hoofdvertrek gezet


Dan stel je toch: Bezinning?

Je knalt gewoon bij ouderdom een paar zwanen in je hoofd voor
de muur en hup het rampje is gewassen. Weliswaar moet je wat
aan de vreemde inrichting wennen, maar hel, die zwanen maken
alles goed.

En zo ook is er altijd wel een zweempje hoop ergens uit te peuren
zonder direct alles op een oerend diepduikende bezinning te gooien.

Zelfs uit zoiets als de kerst.

Ofwel: de onderste steen hoeft niet steeds maar boven.

Of toch wel?


Brief (112) uit Schiedam

Als koeien geen melk meer willen geven ga ik veelal
liggen op de bank om een kopje fijnthee te drinken.
Het koekje erbij gedacht, want zuinigheid met vlijt
spuugt klontjes groen in de soep. Ook de lepels die
de zee willen lepelen in deze wil, náár van apathie,
zijn een kweldaad waarbij een mens toch maar even
zijn…

Slecht begin.

Ander begin.

Als de koeien veel melk willen produceren is er niets
aan de hand en hoef je die ook niet aan jezelf te slaan.
Alles is dan zowel pais als vree, want melk schijnt een
zegen voor mensen die verre staan van oorlog en als
gevolg daarvan in staat zijn het vee een flink opleukje
in het graasleven te bezorgen waarvan dan nog meer
scheuten melk komen dan normaal al fiks het geval is
te zijn en...

Goed, tweede ander begin.

Hoe zou het zijn als er uit ballen melk in plaats van sper-
ma zou komen, zou de wereld er dan eenvoudiger uitzien?

Derde ander begin.

Voetbal is…

Vierde ander begin.

Als ik hier nu eens een gedicht zet, zou het dan helpen die
koeien en dat sperma alsook het voetbal te vergeten? Zo’n
gedicht over hoe een mens gelukkig wil zijn, maar van het
streven ernaar meestal zeer ongelukkig wordt?

Iets van:

Zoettocht

het spek hangt voor het raam
en de hond in de kennel slaapt
ook wordt het tuinhek betast

door de maan

er kruimelt vet uit

de schoorsteen redelijk sfeervol
het grind wordt ‘s nachts ontgrind
voetstappen gaan er niet komen

onder de groots gebreide sprei wordt het kussen zacht geleukt
 

later russelt er thee op een pitje

h
e
t
zeil aait ons een loer

maar de thee russelt zacht op een pitje

Nu ja, vijfde ander begin.

Nog meer ander begin?

Ja want God deed het toch zeker ook met zeven dagen. Al
was de zevende dag wel een rustdag, want heus een arme
overwerkte man, een heel scheppinkje doen in zes dagen
dat is niet niks, daar moet een overvolle luierdag tegenover
staan. En zo ook wilde Hij dat, uitermate empatisch als ie is,
voor de mens, zo’n vrije dag. Ja, heus lief van hem. En het
is voor ons als nietig mensheidje toch mooi wel even hemels
zo’n vrije zondag. Hoewel Hij dan wel, als de baas van onze
schepping, die godganse dag door moet worden geëerd. Ha,
dat heeft IE wel zo slim bedongen als prettige voorwaarde
voor die schepping.

Hij wil er natuurlijk wel wat voor terug.

Hij is gekke Henkie niet.

Een vreugdevolle bijkomstigheid is dat door hem lekker
fiks te moeten eren er op zo’n vrije dag geen al te vuige
gedachten in de mens varen.

Maar zeg hé, van koeienmelk tot God?

Ik vind zoiets wel logisch hoor, melk is wit en God is wit.
Al kan je dat alleen bij de melk empirisch vaststellen. Van
die zesdaagse schepper moeten we dat maar gewoonweg
aannemen. Ook dat heeft Ie goed en slim bedongen, dat we
zijn witheid voor waar moeten aannemen. Er zelfs in hebben
te geloven want anders zwaait er gvd wat.

Wat blijkt uit dit alles?

Gods wegen zijn toch niet zo ondoorgrondelijk als altijd maar beweerd wordt.

En hier zou eigenlijk nog een zesde en zevende ander begin moeten komen.

Maar die heb ik even niet.

Ja zeg, ik ben God niet.

Ofwel

Brief (111) uit schiedam


Zag vanmorgen vanuit het keukenraam, terwijl ik met
mijn suflijf nog half in het nachtgebeuren wijlde, hoe
twee mannen in de tuin van de buurman meer dan
een fikse top van een blauwspar afzaagden en de rest,
tot zo’n 2 meter boven de grond, lieten staan.

Vreemd, zo’n kaal stammetje boom.

Een beeld om de dag lekker mee te beginnen.

Want hoe men toch tot zo’n besluit komt. Zeker in
een gebied waar groenlongen oerendhard nodig
zijn. De Botlek namelijk spuit ongebreideld via lange
pijpen ongezonde walmen de lucht in. Soms ruik je
het zelfs via hels gesloten ramen de neus binnen-
stromen. Een walm waar het ding snel al te vol van
is en weigert voor iets anders nog dienst te doen de
rest van de dag.

Vast een paar onbedaarlijk lieve tuinmannen die in de
weer zijn gegaan op een moment van plotse verveling,
daar niet mee overweg konden, toen dat topidee kregen
tot bomensloop zo wubbelt het in mijn nog immerse
nachtlijf dat zo ruw en vol groenbraak de dag werd in-
getrokken.

Niet dat ik erachter zal komen. De mannen waren weg
voor ik genoeg ochtendadem bijeen had gevonden om
naar buiten te lopen en ze naar het waarom en wat te
vragen.

En hoe een mens (ik) toch maar mooi zijn leven weet
op te vullen met een onbenullig boompje waarvan het
hoedje is afgehaald terwijl er alleen een prutbeetje zon
voor nodig is om ongebreidelde aantallen van die groen-
dingen weer explosief uit de aarde te laten knallen.

Maar genoeg gegroend.

Tijd voor wat rood nu, want heb je ooit wel eens met
je hoofdharen onder je arm in wind gelopen? Of met
gespreide tenen geprobeerd water tegen te houden dat
over je televisie loopt? Met je buik gepoogd een eend in
het water te duwen? Met één potlood een 20 kilometer
lang gedicht geschreven? Ook gras maaien met een
boek zeker nooit geprobeerd? Jammer, met een kale
schedel door de wind lopen voelt als god die met een
hand dwingende petsen voor je eventuele ongelovige
kop geeft. Ook je televisie redden van water heeft toch
iets van een noodzaakje en een glad gazon voor je
huis is natuurlijk het summum van bevrediging. Uiter-
aard kan je dit alles laten en een stevig portie patat in
je buik denken (ook een bevrediging) daarbovenop
nog een metertje frikandellen en een torentje bamihap-
jes om de ‘hongerzaak’ wat af te dempen om je daarna,
daar je nu vindt dat er teveel vet in je buik is geslagen,
op te knopen aan de dakrand van je huurhuis. Maar dat
is zoals gezegd jammer want voornoemde ervaringen
zijn veelal van een schoonheid dat zelfs de kunst erbij
in het niet valt, een uitgewrongen zemen lapje zelfs is
die kunst naast het lopen met je hoofdhaar onder je arm
in de wind, of die gepreide tenendam et cetera. Heus pis
eens met een fikse straal door het raampje van een auto
de bekleding lekker nat, het liefst de auto van je buur-
man en nog beter is het als ie er nog in zit. Je zal zien,
een en al schoonheid wordt zo’n bomenslopende buur-
man dan.

Brief (110) uit Schiedam

 

Raar ding eigenlijk, een brief die je naar niemand
én tegelijkertijd naar iedereen digiteert via het zo
beter dan het bloed kruipende net waaraan indivi-
duen bij tijd en wijle hangen die je nog vreemder
zijn dan het eerste ‘t beste grassprietje op wille-
keurig welk weidje ook. Van gras weet je dat het
groen kan zijn. Of stervensgeel als het weer een
beetje meewerkt. Van die nethangers heb je dus
mooi geen idee. Natuurlijk hoop je op slim spul in
het wereldwijde web, spul dat een beetje op eh
zuur in de weer kan zijn, dat alle kleuren van ooit
bestaande regenbogen op kan jongleren. Spul dat,
kortom, je heel graag als lezer zou willen wensen.
Want er zal en moet gepend (in ieder geval door
mij van mij), al heb ik, zoals wel vaker, geen idee
waarover op dit briefschrijvelijke moment ook maar
te schrijven.

Geen inspiratie zogezegd.

Tot mijn vreugde hoorde en zag ik kortgeleden Nel-
leke Noordervliet in een of ander kunstprogramma
met stelligheid het aloude en tot in de naad van het
hemd van iedere schrijver bekend geacht feitje be-
weren dat je even nooit op inspiratie moet gaan zit-
ten wachten, want lieve amateurs dat komt gewoon
niet. Arthur Japin, die naast haar zat vanwege een
jurygebeuren, knikte heel wijs bevestigend op de
uitspraak van Nelleke. Voor mij nog meer reden om
op zál verder te schrijven. Zo’n Arthurknikje namelijk
wil ik graag in de liefst niet meer zo verre toekomst
ook wel ten beste kunnen geven op de teleschoon-
bak. Dezelfde bak, overigens, waarop ik niet veel
later ook Nico Dijkshoorn kon bewonderen bij Pauw
& Witteman omdat hij het boekenweek-essay zo-
waar zomaar heeft mogen schrijven en waarover
Coen Peppelenbos wel zo’n positiefelijke recensie
schreef dat zelfs ik zin heb gekregen om de essay-
bundel “Verder is alles goed” in de boekenweek aan
te schaffen voor die luttele 2, 50.

Nico wordt zwaar onderschat middels al de tekstjes
die hij in half onverstaanbaar Amsterdams mag brab-
belen bij De wereld draait door volgens C P in dezelf-
de recensie. Hij is ook een snoeiharde essayist aldus
nog steeds C P. En ja, na dit sta ik natuurlijk tot onder
ook mijn oudste hoed open voor een draai van 180 gr-
aden.

Maar genoeg hig-brow wel weer.

Nu even lekker uit de allerindividueelste navel pulken.

Ik namelijk, ik drink koffie waarin melkpoeder zál. Veel
melkpoeder, anders is het aan mij niet drinkbaar. Het
moet lekker slap die boel. Ofwel, mijn koffie mag voor-
al niet teveel naar koffie smaken. Het is bijna zoiets als
met de waarheid, die mag ook niet teveel naar waarheid
smaken, daar wordt ze, net als koffie zonder melkstof,
maar bitter van veelal. Waarheid, daar moet een beetje
water bij, daar moet een vleugje onwaarheid in zitten,
wat spatjes om de sjeu zo gezegd, pas dan wordt ze
soepel verteerbaar.

Er zijn mensen die zeggen dat dé waarheid niet be-
staat. Dat zijn vast net zulke koffiedrinkers als ik, met
héél véél melk(poeder). Overigens, over de boeken-
week gesproken, ik hoop dat het weer bewaarheid
gaat worden dat ik en anderen met het gratis boeken-
weekgeschenk van dit keer de Belg Tom Lanoye ook
dit jaar gratis kunnen treinen. Het is de enige keer in
het jaar dat ik met de trein ga. Want zoals mijn over-
leden vader altijd placht te zeggen dat ie de griepprik
wil omdat ie zo ontzettend gratis is, zo neem ik dus
één keer per jaar de trein omdat ie… Trouwens al die
te kopen boeken voor zo’n gratis reis zijn heus duur
genoeg. Ik koop er nogal wat in de boekenweek ieder
jaar. Voor een gratis boek namelijk heb ik, opvoeding
waarschijnlijk, wel voldoende terug te doen. Zodat de
gratis reis, ik schreef het al eerder, toch behoorlijk vet
betaald wordt uiteindelijk.

En zie: toch ook weer een waarheid, dat gratis, waar
een flinke scheut water doorheen geroerd moet om
een waarheid te mogen zijn. Je zou voor het gemak
van al die rondstruinende waarheden zomaar in God
gaan geloven, ware het niet dat je dan wel heel erg
veel water bij je eigen zijn moet doen.

Schrijvers liegen de waarheid is een bekende tover-
spreuk. Mooi niet alleen de schrijvers, zo is na deze
brief mijn zware vermoeden.

Potver, er zompt zowaar een filosoof in mijn navel!

Virulente hoedbewoning

kraaloogjes achter plexiglasweelde
strompelend over manen bij dageraad
pal voor een kastanjevaas met klaprozen

dat kende je wel

een gebroken schepping lijmen
behoorde evenwel tot de mogelijkheden
maar met repareren had je niet zoveel

ook dat wist je

stokrozen midden op de weg
trambanen overwoekerd met schoenen
gevels die verhalen uitdelen

daarvan wist je minder

ook over het wonderwoud van spelen
met wallen tussen scherven van olijke
hoornoten aan bedreven beelden als

“Duizend kippen na de brand afgemaakt”
“Bloemencorso eindigt in drama”
“Spoortrajecten geraakt door de bliksem”

wist je weinig of niets

wel vond je “Singin’ in the rain” nog altijd
een gave film
om die dans                                 in de goot

Brief (109) uit Schiedam

De ANWB?

Daarvan ben ik lid.

Nog wel.

Want zoals Martin Bril (jaja, die lees ik ook, eh voor
het eerst weliswaar, en voor het laatst zo doet het
zich vermoeden, want nog zoveel ander spul is er
in de wereld rap te lezen) in een van zijn stukjes in
een laatste door zijn vrouw samengesteld boek (Het
evenwicht) schrijft dat de hoofddirecteur? van de AN-
WB zich niet heeft te bemoeien met de inrichting van
het Nederlandse landschap tegen verrommeling (Bril
las dat ergens in een artikel – zie zijn boek bladzijde
170 / 171), zo rimmel ik er van dat deze ANWB zich
via een opdringerig reclamespotje op de televoos wil
gaan bemoeien met het feit dat ik winterbanden onder
mijn auto heb te doen.

Winterbanden!

Het is toch een gotspe in een land waar de winter,
uitzonderingen daargelaten, al decennia op decen-
nia alleen wat natte sneeuw heeft weten te produ-
ceren. Nattigheid waarvan de dan ondergebonden
winterbanden op slag aan schaamventielen gaan
lijden krijgt die ANWB-klup (ook in de eerstegraads
autobisnis tegenwoordig) met genoemde promotie-
campagne het voor elkaar heel rijdend Nederland
aan winterrubbers te verslaven. Rubbers zoals ge-
zegd meestentijds nutteloos, vette winters namelijk
zoals in Rusland en omstreken zijn hier statistisch
gezien niet te verwachten dan eens in de twintig tot
vijftig jaar of daaromtrent.

En dan, waar al die extra banden te laten?

Ja, eerst een opslagje.

Maar dan?

Al jaren lid, ik dus.

In al die jaren 1! keer gebruik gemaakt van die klup
via een plots te leeggebloede accu. In Delft was dat.

1 beproevend klein keertje!

Hoewel, er zij gezegd dat ik ze ook eens nodig had
in België. In het badplaatsje Oostende brak zowaar
auf einmal de koppelingskabel van de Opel Combo.
Gestrand in een streepje winkelstraat de ANWB ge-
beld in de veronderstelling dat die wel een bevredig-
ende oplossing voor het ontstane probleem zou aan-
dragen met alle égards een al jaren trouw betalend
lid ten volle waardig!!! Uiteraard leest u hem al aan-
komen; of ik een lidmaatschap had voor het buiten-
land zo begon de floerse ANWB-stem in mijn mobiel.

Eh… Nee dus.

Want uh geen idee (ik lees ‘t klupblaadje of anders-
zins gedrukt ANWBgedoe nooit) dat dát nodig was.
Dan kunnen wij u niet helpen, probeert u het eens
bij de Belgische wegenwacht, zo was het antwoord
van dé klup van Nederland aan mij, trouw lid, die in
een smal winkelstraatje stond waar het dus heel wel
gezellig verboden te parkeren gold.

Een nogal smoorbrengende oplossing.

En dat van een klup die nu ook nog eens verdomme
op sturende wijze alle automobilsten een flinke zooi
meestentijds zéér overbodige winterbanden door het
ragrijdstrotje wil stuwen.

Stuwen ja.

Hoewel, HOEWEL.

Voor het eindejaarsfeest is het natuurlijk wel tof, zo-
veel extra extra! banden. Want branden, dat doen
banden als geen ander. En dat er millieutechnisch
het een en ander op aan te merken is, nu ja, dat is
meer iets voor al de rondleuzende gediplomeerde
beroepskniesoren.

Maar goed, voor een noodkabeltje dat ik echt wel
binnen twee weken diende te vervangen aldus een
opgemobielde Belgische wegenwachtman mocht
ik heus een droeve bak aan euro’s betalen. Ja, een
werkelijk onbehoorlijke smak euro’s. En dan nog
stevent België op een dodelijke financiële crisis af
zo schreeuwen de alom rondzwiepende berichten.

Overigens, nauwelijks bekomen terug in Nederland
liet men mij ook hier een onbedaarlijke plons aan
euro’s voor een volwaardige Opelkabel neertellen.

ANWB / winterbanden / veiligheid.

Jaja.

Maar ha, de eerste sneeuwklokjes zijn weer in het
land. Toch maar mooi dé fréle aankondigers van
een onbezorgde winterbandenloze periode.

Fréle en sneeuwklokjes?

Een politiek eindje dan maar?

Da’s wél altijd high-brow. Maar wéér Geert? Het wordt
zo gewoontjes inmiddels. En Job is ook al weg. Moeten
we het ineens met vijf andere koppen doen. En dat ter-
wijl het kopje van Job zo lekker begon te beklijven. Geen
Job, geen top wil je haast gaan denken bij alle liefcom-
mentaartjes uit de Pvda na de aftocht van hun aller Job.

Potver!

Wellicht dat de ANWB hier ook iets mee kan?

Brief (108) uit Schiedam

Zo, de kou is in ieder geval uit het weer verdwenen.
En weg ook de zoveelste niet-stedentocht.
Met een gerust hart is er weer te werken.

Aan een brief als deze bijvoorbeeld.
De eerste van dit jaar.
Terwijl het toch al half februari is.

En daar we het toch over het weer hebben:

Als er nu een koe te water raakt, hoeveel eerder zal het beest
doodgaan nu het water nog wel een tijdje ijzig koud heeft te zijn.

Een schaap mag natuurlijk ook.
Een mens wordt al wat minder.

Hoewel Geert en afkoeling, de winter zou in ieder geval, nu de
stedentocht niet doorgaat, niet voor niets zo stevig gewinterd
hebben. Niet dat Geert hetzelfde lot als de koe van dat sneller
doodgaan hoeft te ondergaan, nee, maar hem een beetje kou
zoals die op een van de Polen heerst laten beleven, het kan zo-
maar een heel gaaf hulpje zijn het vreemde concept van vrijheid
dat hij onder zijn buitensporig begroeide schedel beleeft een iet-
wat fris bij te stellen. Het zou van zijn winter een mooie zomer
maken. Rutte zou het wel zo zonnig vinden gebeurde dat bijstel-
len zonder er wat van te hoeven zeggen, want ook hij staat in-
middels stevig aan de rand van de nog ijskoude sloot. Een ril-
positie waar de oppositie vreugde van op de horizon gaat zien,
ze trekken in ieder geval lekker stevig aan de panden van Rut-
tes leidersjasje en trachten hem dichter naar de rand van de
sloot te manouvreren. Rutte rilt al licht in zijn gedoogafhanke-
lijke positie, maar de panden van zijn jasje houden stand in hun
stevige stiksels, geen enkele breuk geven ze vooralsnog toe.

Goed, dit wat betreft de toestand van al de wereld Nederland.

Nu even over heel de wereld Schiedam, want nog altijd zonder
officiële burgemeester dit stadje omdat vrouwe Verver eruit is
gebonjourd vanwege vermeende malversaties op het gebied
van financiële privélekkernijen. Het blondmeidje is inmiddels
weer half en half gerehabiliteerd en zal een door de gemeente
op te hoesten vette zak geld kunnen gaan besteden aan haar
o zo geknakte leventje. Geknakt! Ja heus, want ze mag niet als
hoofd van de stad terugkeren. Of hier de winter ook zomers
zal gaan schijnen wil nog de vraag zijn, de gemeente namelijk
heeft al zoveel schulden dat die Ververse zak geld mogelijk wel
eens over de ruggen van de armsten van de stad naar boven
gehaald heeft te moeten worden. De eerste tekenen lijken er al,
waar de armen in het verleden ongeveer twee maal driehonderd
euro als extra ondersteuning ter draging van hun armoei kregen
is er zowaar dit jaar al de helft van afgesnoept.

Het geeft toch als het ware te denken.

Met Europa gaat het overigens ook wel kek slootwaarts zo lijkt het.
Nog even en de aloude dame mag naar de gaarkeuken marcheren.
Nee, hier is de zomerse winter nog meer stevige kilometers weg
mogen we alle helse berichten die werkelijk als een tsunami aan-
stormen geloven:

Griekenland treur / Italië treur / Spanje treur / Frankrijk treur / Por-
tugal treur en en en en en en en en en en en en en en en en en…

Godver!

Node: een gedichtje.

Ja, een kloek versje ter opleuking van zoveel treur:

De zon flonkert behoorlijk pervers vandaag
 
maskers bloot plots
boven
iets van al schouders
van veraf nog
klinken liedjes
eens vrolijk geblazen
maar in de camera het rolletje
Klik Klik Klik
: een grote, te grote reus
zittend
op de rand van de wereld
om zijn nek een bordje:
Te Koop
daaronder
de kleine letters
bijna onleesbaar:
Hoor me
Buig me
Ontdek de duizend dwergen in mij
Maar de zon flonkert dan ook behoorlijk pervers vandaag
 

Romanke .13

Het complete seizoen

soms breken ze

nagels

te weinig in sloten gedacht
nooit alle zeven gezien ook

laat staan erin gevallen

dit alles wel graag opslaan als concept
want wat af is doet niet echt meer mee

zo heb je huizen die klaar zijn
snel door gewoonte bewoond
bruggen die oevers verbinden
waarvan men niet meer opkijkt

radiostilte geen optie

in Spanje doen ze stieren
en de zee ook al zo groot

en wegen MOETEN aangelegd
dus bermen vol ongebruikt vlees

(dit voor de partij voor de dieren)
(en dat van die stieren natuurlijk)

nagels

soms breken ze

toch tot in het graf weten we
ze een tijdje nog te groeien

Romanke .12

Kaskraker

juist voor een laatste slok koffie
op het moment van naar bed
of om het even naar de winkel*

sluipt er steeklicht aan het raam

wel de bril op
maar
de glazen druil

midden in de nacht
dus doet hij verder

want

hond heet poeh
hier volkomen
overbodig te zijn

de broekzak vol knikkers loopt leeg op de trap
de kat heeft bergen lol vangt bijna alle stuiters

geamuseerd stapt hij
zijn thuis naar buiten

de maanvis in de kom binnen
kieuwt het water of het zowaar
in een flauwe grap is geraakt

haakt zijnsrondjes

ingrediënten voor komexistentie

zijnsrondjes

HET ZAL DIT GEDICHT LEREN


*avondwinkels alom

Romanke .11

Hoogmuziek

vogels op blote hoogte met veren rondom
kennen de slagen van soms een bekje spuug
maar ook geen spatje aan de hemel vooral

op een groen groen groen groen knollen
knollenland onze vleugels heel parmant

pepermuntje op de tong
een veilig aan de grond

vanwege zaakjes op leven danig

dagen geil

en niet uit elkaar want waar
geloofd wordt zwellen wanen
zonder doodgelakte appels

plus afstandsbediening
op weggelaten dromen

en ook zo af en toe wat mes
op de keel hup een-twee-drie

zo lopen we aan we op conversatie

de veren rondom

geen spatje aan de hemel vooral

Romanke .10

Overbelicht

water past overal in al wil vader nooit naar het strand
omdat ie dan zijn sokken uit moet doen zijn haren ongekamd gaan
als Sirenen in een koekenpan met glazen deksel waarin een gaatje

voor het ontsnappen van hete lucht

moeder achter haar meubelscherm daar geen weet in wil hebben
naast hun vijver zonder vissen en flansend wier weggeknipt om altijd theewater
want water past zoals fijn klavertjes vier smijten over dat waartoe vader stuitert
waarvan moeder haar krulharen stijf aan de vaatdoek houdt

zo

dat ze er de dagen mee vullen

het huis in gestuwde vlaag aan ijle struiswolken hangen

Romanke .9

Dus moet het een gedicht zijn

liederlijk zo bulkt een boek uit de boekenkast
lente zo zingt een ander geschrift
onzin zo ook lepelt er tussen wat kaften uit

op de tafel een tekening
daarop bedreven mieren
getekend in een naïeve stijl

ik eet een Berliner bol

Jezus hangt cosy aan het kruis boven de deur

o een paar sluike dijen nu
en ja ook de thee al koud

zeeslagen zo lonkt een paperback

uit mijn geschiedenis pulk ik...

verrijking op het lek zo sijpelt er onverstoorbaar uit een bundel essays

op het raam druppelt mooi weer
de gordijnen dik doende zich te

verzwijgen

weg in eigen zolder zo fluistert een fraai glanzend anthologietje

de op het vel
getekende mieren
ze woelen

lessen in lyriek zo zwijmelt W. Bronzwaer naast een boek over Hitler

Romanke .8

Zeven sloten

zo kijk je het gras uit tuinen van sporters
zo kijk je wapenblauw op de lucht
of laat je wat koeien hun uiers ontploffen

je probeert eens wat
je slaakt een boek open
je bakt een haantje
je geniet je huurtoeslag

een kasteel dat nog niet op instorten staat
pulkt aan eigen fundament om een knap afscheid
in de gangen heerst dat wat gangen tot gang maakt
en buiten kijkt een meisje op naar de trans
waaraan een witte zakdoek fladdert
die probeert het gebouw vlot te trekken bedenkt ze

ook zij probeert eens wat

want de schepping geen slecht idee

in de buik van de walvis waar Jonas ook al zo huisde is
het een bende van jewelste maar het spugen blijft uit
het beest zwemt gewoon door zoals het voorwaar hoort

het geeft toch te denken

zoenendebelofteinboedel en geen uitvaart
als euthanasie nog moet volgen probeer je
niet uit overtuiging maar meer uit gewoonte

zoals er altijd wel koeien in weilanden staan
zoals er nur wat letters als je nooit echt leest

je probeert eens wat

stenen / platte stenen

de rivier ketst ze in een heg rond een speelplaats

Romanke .7

AaBbCcDd et et et et et cetera

en dan historie herhaalt zich
niet moeilijk is het om je te
tot op de overkant te dragen

aldus de dragers van klare kleding
veelal behoorlijk leb van alle drang

anders dan tussen behang aan krappe muren
waar ze achter gefronste lippen alles ja alles
willen vertellen / op verhaal wel (gordijnen toe)

dat ze heus willen gaan

maar altijd is er dan wel een buurman
die stuurs kijkt
over het hek

in hun visvijver zijn vrouw
en de maan rap vol op weg
naar whiter shade of alle álle pale

waarom glimmen in een auto
waarom die oogachterlijke bril
waarom vlies zijn in alom wak

zo stelt de buurman

en steekt zijn tuin in brand

de volgende dag gaat in de krant gewag gemaakt van
een vrouw met gele lelies in haar handen  tijdens een brand
en een hek dat gespaard bleef al bezeerde een man zich eraan

het heelal doet hier natuurlijk weer niks mee

en ook al die muren die Jezus eeuwig maar zo laten hangen

niet veel later (er vloog een doorkijkje over
en de windmolens deden in zee hun gang)
doezelde de krant in de gekuiste kattenbak

Romanke .6

Taartdrab en andere vormen van een simpel liedje

op het moment dat de zwetende man
er de verjaardagstaart op wilde zetten
ondertussen stroef mompelend dat er

weer

een fikse stap dichter gezet was naar
(al was hij pas zesenveertig en zijn dus
strandlieve vrouw argwelig veel jonger)

brak de tafel in tweeën.

op de eeuwigheid is zelfs negentig jaar
helemaal niks zo placht hij te zeggen
op verjaardagsfeesten of anderszinse
bijeenkomsten waar je vrolijk mag zijn.

alzo sneuvelde met de tafel de taart.
gegodver ging verloren in de breuk.

en of de feestzin nog ‘s extra niet wilde
swingen werd er buitenshuis een kind
aangereden door een auto die dan wel
geen milimeter te hard reed maar wel
loepzuiver ingleed op het stukje mens.

de taartdrab bij elkaar in warme vorm
geschoven en stevig aangestampt tot
men het kind wegnam in een lijkwagen.

ergens gleed er ruis uit een slaakpand
maar dat had niet per se iets te maken
met het verlies van de verjaardagstaart.

het feest vond volle doorgang in ‘t ware
besef dat 1 dode zwaluw weliswaar een
strontje op de lente zet maar geen lied
kan blussen op de blij komende zomer.

net aan de warmte zag men stuitende
ballonnen in de lucht men moest weer
denken aan de verjaardagstaart van de
zwetende man waarvan de oplaters dus
heus ook fiks een brok hadden gegeten.

nog later

maar geheel volgens de seizoenswissel
brak de winter in alle hevigheid aan en
men vond dat er veel was beleefd in de
stad. De vijvers vroren ervan dicht maar
de vissen wisten behendig te overleven.

Romanke .5

Labels

bomen in de straat staan zich
blakend groen te klauwen bij
veel uitzicht vanaf het balkon

zijn hobby

de stekelbaars houdt niet op
te bestaan zo’n zestien keer
per maand drijft ze zich aan
het aanwezige water dood al
wil haar lijkje nooit gevonden

of met stokrechte woorden en tegen alle versregels in:

er graast wat klots aan het lijf

een gerommel dat de avonturen
uit het groen pijnlijk tekort doet

Terug! naar de blomme regels

de ramen in de gevels blinken
alsof ze hem tot leven sporen
veel heimelijk bochelen van
gordijnen achter glasruggen

hij: fuck de mythe

en droogt de stekelbaars aan
de overlopende tekst van zijn
ware lijf waarin meiden beslist

maar nagel zwemt de maan
tegen het logge nachtlaken

moeder houdt z’n ijzers in het vuur
de omvang niet te pruimen maar
bij de patatzaak weten ze wel raad

stellen: suck de poëzie in moeders

op het platteland valt van het dak
van een hoeve geen volvette mus
de buurtinspectie rept in op duister

zoveel poëzie in patat met mayonaise

de stekelbaars alweer dood doft
zich op voor een volgende ronde

Romanke .4

Uitzetting

onder de deurmat wonen
veel spinnen. vader spin is
al eens buitengezet. netjes.

vader spin zag verdwaasd
toen om zich heen leerde
van warrige schreden drab.

rap na de uitzet wandelde
vader spin terug naar de
rand van de mat waar hij
zich lang al te wonen wist.

op de straat deden mensen
mensen. gevoelig als waren
ze nogal voor alles mogelijk.

ergens in veel tuin speelde
een hardhouten model voor
tuinkabouter als hoofd van
een gave ti ta straaldevisie.

voor haar computer zat een
vrouw een gedicht te lezen
bedacht na de schermtuur
als existentiële bergdalen
naar de wolken vallen dan
zal mijn sterrenstelsel wel
triljoenen wensen opdoen.

tegen de gevel van haar huis
stond een fiets prettig met
een lekke band. er ging niet
gegaan naar al overkomen.

't model van de straaldivisie
liet een wondernagel op stel
aanbrengen opdat het hoofd
kon blijven tot aan de dood.

in ‘t zicht van een ijsfabriek
sprak haar bouwvakker een
steen aan met de woorden
mijn leven jij harde donder.

de mat is nooit meer geklopt

vader spin was vol tevreden
liet familie uit het naburige
huis overkomen tot feesten.

en ook de tuin deed weer mee.

Romanke .3

Locatie op drift

we stopten voor een winkelcentrum
of men het ons voor de neus schoof

plots

en zonder dat we vroeg waren opgestaan

maar moeder ontmoette zo
haar eerste jeugdliefde
tachtig en gek genoeg
wist ze het nog tot in detail.

werkelijk een secuur verhaal

naar binnen dus.

op de kledingafdeling moest ze jurken
op de meubelafdeling moest ze stoelen
op de verpleegafdeling vastgebonden
kwam ze tot een set pillen en tot rust.

het winkelcentrum de schade betalen want
ook zonder ons moeder de wereld vol God

(een auto zou er zomaar voor gekocht
maar een droger was haar toch liever
heus dat wisten we nog van toen thuis
en vader maar knikken op zijn buidel
gezeten als de koning zonder kleding)

onhandige avances maar hij was heel
geweldig dat nog vertelde ze dus erg
nipt voor al die pillen moesten geslikt.

Romanke .2


Dagelijks brood

aardappels op een schaaltje
het was nog te doen alsof er
vreugde in te veel gezin kon.

de lijn op de gang waar jezus
met spijkers in al zijn zakken
gedurig overheen sprong zon
der lage veulens en gepelde
noten voor lekker tussendoor.

op straat weelden klavertjes 4
het zoeken mocht niet blaken
anders pikte een ander ze in.

of een mooie pinksterdag graag
samen in het zonnetje stralen
maar de melkman kwam langs

veel zwerfgevallen oftewel lately
woelen dishwashers noodnodig
het brein op tot ketelmuziek zo
zei de melkman aan de koffie

een zwembad vol mensen deed
iets na al wist hij van geen idee.

op de nok van de toren zat raar
een aapje wat zult uit te smeren
over een reeks zingende zaken.

bij de aardappels wilde vandaag
jus! in een heel mooi kommetje
het vlees bleek ook al gesneden
het gezin ging in een goede bui.

een andere dag in oktober regen
zelfs jezus vergat lijn en spijkers
maar november heus weer okay.

Romanke .1


Sprookje

Het begon pas echt nadat ik met een hamer
de pootjes van de kat aan gort had geslagen.
Tot dan toe had het geen enkele kans gehad.
Mijn leven.

Dus liet ik de kop van de hamer na de daad
omsmeden tot een brede band. Om de pols
te dragen. Mijn pols.

Drie dagen na het smeden zat ik in het gevang.
Al heeft dit geen enkel belang voor mijn leven.
Een weekje later nl werd ik alweer vrijgelaten.
Men had zich nogal vergist.

Uit het gevang wilde ik diep.

Eens danig onder de zeespiegel rondsprokkelen
leek me het juiste begin daartoe. Groots en vrij
zogezegd. Twee drie decimeter. Dieper kwam ik
niet. En dat vrije bleef dus ontstellend weg met
zo’n luchtcilinder op je rug. De vissen ook dull.

Dan maar even een straat beleven met een iele
auto. Rood met witte stippen. Maar spillebenen
had ik al uit het water in de lucht zo leek mij de
logische volgorde.

Dus bouwde ik een vliegtuig.

Omdat er geen rem op zat werd ook dat niks
volgens de verkeersleiders. Ze wezen naar
beneden. Daar hing een fiets op slot tegen
de flank van een onaardig versleten paard.

Een oude man aaide de fiets.
Liet het paard ongemoeid.

Het paard kreunde de fiets van zich af. De
oude man liep door want een ha meisje in
minirok keek alsof ze beslist!! niet geaaid
wilde worden. De stof gaf haar hele heup-
lijf voldoende ruimte.

Later dronk ze thee.
Met uitzicht op opa.

Beetje hongerig stap je van zoiets een patat-
zaak binnen en biedt op een hele koe. Dat
wilde ik. Alleen een koe in stukjes was er.
Broodje kroket dan maar. We kunnen er wel
een bestellen. Dat hoefde voor mij niet, een
meisje had ik ook nog niet gehad zo zonder
echt begin. Aldus verdronk er in het kanaal
een vis. Het dier was niet geleerd hoe kieuwen
werken. De burgemeester (ook van het kanaal)
sprak de hoop uit dat dit niet heel veel vaker
ging gebeuren. Jezus had al ‘s iets met vissen
uitgehaald.

Terug naar moeder. Geen optie. Ik zag haar
al staan met die manke kat in haar handen.

Achter het enorme burau stond een lege stoel.

De secretaresse en de stoelzitter waren gaan
lunchen. De telefoon rinkelde niet en op straat
speelde een mier met de schone gedachte een
klinkklare hoop op te werpen. Van tussen de
naden om de tegels verzamelde het dier gelikte
korrels zand.

In de fabriek maakten ze lepeltjes.

Er moest toch wat.

Toen ik mijn huis niet meer uit kon vanwege
de lepeltjes volgde ontslag want het gevang
had ik al gehad. De lucht kreeg een eigenaar-
dige gele kleur. Net of van Gogh tegen een
onnoemelijke hoge ladder was opgeklommen

In een kamer renden twee mensen om een
modelspoorbaan. Ruzie of gewoon wat geil.
De bakker stond al zijn hemden te verkopen.

Van brood en meer bakspul dus veel sprake.

De buurt wilde even geen vis meer.
En ik ving mijn huis te verven aan.

Zonder de lepeltjes was er weer ruimte. Het
huis brandde niet af. Zonk wel wat weg in de
aarde. Het geverfde niet geheel en al voor
niets dus kwam ik vader tegen. Hij was ermee
verlegen. Moeder is dood maar nog altijd niet
bereid je te vergeven en zullen we het dak nu
repareren. Maar ik had net mijn huis geverfd.

Brief (107) uit Schiedam

Wist u dat lezen een boek verandert?

Ik niet.

Ja, wel op de gebruikelijke wijze zoals vlek-
ken, ezelsoren, scheuren, vingerafdrukken,
aantekeningen etc.

Maar niet zoals waarop ik hier doel.

Op een schone dag namelijk wilde ik een
boek (Gewassen vlees) dat ik geleend had
van een bevriend stel als dank voor dat
lenen laten signeren door de maker van het
boek die in een Schiedamse boekhandel
zijn nieuwste bevalling (Publieke werken)
kwam promoten.

Het was als gezegd een heel schone dag
dus midden in de zaak zat de schrijver ach-
ter een klein tafeltje waarop het nieuwe boek
lag uitgestald te wachten op mogelijke ver-
langens in lezers het boek te kopen en te
laten signeren. Op het moment dat ik binnen-
kwam was het nogal stil in de zaak (geen
idee of de rest van de dag het publiek storm
liep) dus kon ik direct op het tafeltje aan-
schuifelen om het desbetreffende boek te
laten signeren.

De schrijver wilde dat wel, signeren, al was
het dan niet zijn nieuwste boek. Alvorens
hiertoe over te gaan pakte hij een nieuw ex-
emplaar van Gewassen vlees dat ook op de
tafel lag en legde het pal tegen het door mij
meegebrachte exemplaar. Ik begon hem al
te verdenken van signeeronwilligheid. Maar
nee, hij keek naar beide boeken, gleed met
zijn linkerhand over de kaften, knikte en be-
gon het geleende boek open te slaan om het
te signeren nadat hij het nieuwe boek terug
had gelegd naast de stapel van zijn nieuwste
boek.

Waarom ie dat deed, zo wilde ik wel weten.

Zo kan ik zien of het boek een of meer keer
gelezen is zei de schrijver, een gelezen ex-
emplaar is namelijk veel dikker dan een on-
gelezen. Kijk maar. Hij pakte het ongelezen
exemplaar weer terug en toonde het ritueel
opnieuw. En inderdaad mijn leenexemplaar
torende een paar milimeter verder naar het
plafond dan het nieuwe boek.

Nooit geweten.

Trouwens, nu ik er zo over bezig ben valt in
het kielzog van het Rosenboomweetje heel
makkelijk te verklaren waarom de Bijbel de
beste bestseller is in al de wereld. Ha zoveel
lezers, dikker kan een boek wel niet worden!

De schrijver kan mooi blijven meten, maar zijn
boeken zullen het altijd verliezen van de Bijbel.
En zo komt het geheel van aarde en heelal als
vanouds weer helemaal op Zijn pootjes terecht.

Werner Spaland

En zie het geschiedde voorwaar óók in Schiedam

Brief (106) uit Schiedam

Het schijnt zomer te moeten zijn! Gelukkig heeft het
weer heel andere ideeën over hoe het Nederlandplek-
je te verwennen. Het lijkt namelijk wel dik in de herfst
buiten. En dus een kranig goede reden, althans wat
mij betreft, om het over kunst te hebben. Want zie toch
eens hoe AdriaanKrabbendam onlangs bij een plaatje

Klbew P1000844

van dit werk (SCHEPPING / SAGE) op facebook
schreef dat hij de schep wel begreep, maar de
ping?

Het antwoord was dat de keramiekletters op de
schep komen uit 11 x het woord Godverdomme
en 11 x het woord Amen en zo dus heel wel de
ping op de schep hebben te zijn.

Krabbendam vond dit wel leuk onder het leukknopje.

Maar er wil meer:

Zo is te berekenen dat er (11 x godverdomme = 121
letters + 11 x amen = 44 letters) 165 letters op de
schep liggen. Big deal zou je, zoals Krabbendam,
nu denken. Echter, als je de cijfers van het getal 165
bij elkaar optelt krijg je het getal 12. Tel je de 1 en de
2 ook weer bij elkaar op krijg je het getal 3.
En drie is als bekend een getal dat in het humane
gedoe leidt naar gedonder; zet twee mensen bij el-
kaar en er is zowaar een tikje harmonie mogelijk,
zet drie of meer mensen bij elkaar en het is hét
model voor conflict en alle mogelijke daaruit voort-
komende kwaad.

Nu wil het geval dat er ook een heilige drie-eenheid
(vader, zoon, heilige geest) is volgens de B??bel.
Gezien het voorgaande in deze brief (alsook de ge-
schiedenis) is het dan nog maar een kwestietje van
op je klompen natellen waar het altijd maar weer op
uitdraait.

Kortom, er is zo maar te stellen dat het getal drie in
dezen een onnoemelijk hemeltergend getal is te zijn.
En extra: amen en godverdomme liggen ook heel
dicht bij elkaar in het grote verhaal. Amen betekent
berusting, godverdomme betekent verzet zo mogen
we toch wel beweren. Hier hoeft het getal drie niet
eens bij op te komen draven om de hele boel aan
het krakélen te brengen. Hoewel! Tel je de letters
van beide woorden op en deel je de som ervan door
2 dan is er ook hier weer de uitkomst van…

Precies.

Kijk ook nog even uit hoeveel elementen het werk
zelf bestaat (hout, metaal, gebakken klei) en er is
geen enkel hemels speldje met alle liefde meer tus-
sen het getal drie te wrikken.

Een puik kunstwerkje dus?

U, kerkelijk of onkerkelijk, u mag het zeggen.

Wel lijkt het me mooi om het een poosje in een
kerk te laten hangen.

Zonder de bovenstaande theorietjes uiteraard!

In de kerk van Watou volgend jaar?

Werner Spaland

donderdag 20 december 2012

Denkbeeld

_DSC5126_20110523_5666
SAGE / 1105

Poging tot poëzie 1105



_DSC5160_20110523_5696
SAGE

Poging tot poëzie 1104

_DSC5130_20110523_5670

_DSC5133_20110523_5673
SAGE
_klbew DSC5087_20110509_5627
Poging tot poëzie 201101 SAGE

Brief (105) uit Schiedam

De wereld is een brosbak of iets dergelijks volgens een
onbekende uitspraak ooit uit een of ander schrijfbrein-
tje ontsproten en hier maar weer eens naar boven ge-
haald, want er is onveiligheid, beroerd veel onveiligheid.

En wel in ons land.

Dit tenminste wordt al tijden extraplus op de leurdoos of
bij ieder politiek minuutje en met een extra tandje erbij
in verkiezingstijd uit zwaar bedrukt gezicht gegooid alsof
zo’n gezicht na aan die onveiligheid is ontkomen al waar-
bij noodnodig een kwak denkbeeldige wolken zich in op-
perlust samenklauwt boven het hoofd van de spreker om
de woorden vooral die basis te geven waar heel de wereld
Nederland niet mooi even omheen kan. Waarlijk, nog wat
langer zo doorgaan en we wonen binnen niet al te vette
tijd weer in holen zonder deuren zodat de knots weer de
sleutel wordt tot samenleven. O, er moet beslist iets aan
gedaan, daar is de hele samenleving het stevig over eens,
want om even rap naar het niveau van Neanderthalers te-
rug te keren het is de b-gezichten een gruwel, bijna nog
erger dan de hel zo steekt het met de neus uit hun sche-
del, zoveel onveiligheid daar is ja even erg bar niet mee
te leven.

Heus, vinger in de dijk.

Geen onvertogen woord van mij hiertegen hoor, ik ben
wat dat betreft al een van de bangste burgers van Ne-
derland. Al wil het geval wél dat ik redelijk wat rondtrap-
pel over deze wereld, ik loop vaak helemaal de straat
uit waar ik woon, fiets me met dit mooie weer gewoon-
weg tot een potentiële winnaar op het plan van beroeps-
renners, ik rijd per auto van wijk naar wijk, van dorp naar
dorp, van stad naar stad, neem soms zelfs metro, trein
of bus. Zowaar ik doe, ondanks mijn angst, mijn puikste
best alle onveiligheid te ondergaan zo allerkwistig rond-
gezegd door genoemde bestuursgezichten. Mooier nog,
ik gedraag me al een fiks tijdje als een extra potentiëel
slachtoffer door zo nors mogelijk te doen tegen een ie-
der die het niet ondergaan wil. Maar zie, het is me nog
geen seconde gelukt een schriktel aan zware onveilig-
heid te ervaren in real live. Verdomd ik doe er zogezegd
heel mijn vaderlandslievende best voor, maar heus eer-
lijk echt en helemaal waar, van veel niets naar nog meer
nothing tot nu toe.

Wellicht woon ik op de verkeerde plek,in de verkeerde
wijk, in de verkeerde stad, of woon ik zelfs in het ver-
keerde land. Al zullen de onder-de-wolkers dit uiteraard
direct tegenspreken. In dit land is het heus wél onveilig
zo blijft er verkondigd. En geef ze eens ongelijk. Zo hier
en daar tussen klomp en wiekje door wat zwarte tulpen
planten, het is een must voor heel het bestuurlijke oog.
Overigens is de schotel waarop de zwarte tulpen worden
opgediend niet zo heet als in de oven tijdens het garen,
want beleef in alle vrolijkheid maar eens hoe de puik
rondwarende onveiligheidsgeluiden kliederig in tegen-
spraak zijn met het feit dat er op defensie lekker straf
bezuinigd wil gaan worden (wil, want de kogel staat in
de loop van het kanon, het kreunen namelijk vanuit het
kader van de bijna nooit-schiet-meneren is niet van de
vredeslucht sinds het bericht van nog wat meer korting)
en…

Iets meer had ik er nog over willen zeggen, maar wat
blijkt nu? Deze hele brief, gisteren begonnen, is voor de
kat haar ondertussen geschreven, want alle onveiligheid
en kanonbezuinigingen, het zijn problemen die al bijna
in een klap zijn opgelost. Het grote Amerika namelijk
heeft de hele erge terrorist Bin Laden naar de almacht-
ige Allah geschoten zo vertellen vele heilsberichten die
oerend rap na de dodelijke daad de wereld werden in-
geslingerd en uiteraard ook oerend werden verwelkomd
middels een gejuich alsof de wereld opnieuw is geschap-
en, maar nu door Amerika.

Ik ben flabbergasted.

Verdomd, geen enkel woordje heb ik nu.

Dit nieuws is te vers om, wat mij betreft, er in fermdikke
of fijndunne toonaarden op te reageren. Hier en nu past
even gewoonweg een enorm onbedaard briefelijk zwijgen.

Af te sluiten alleen nog met een gedichtje.

Literatuur en dus altijd wel kunnend tof.

Romanke .4

onder de deurmat wonen
veel spinnen. vader spin is
al eens buitengezet. netjes.


vader spin zag verdwaasd
toen om zich heen leerde
van warrige schreden drab.


rap na de uitzet wandelde
vader spin terug naar de
rand van de mat waar hij
zich lang al te wonen wist.


op de straat deden mensen
mensen. gevoelig als waren
ze nogal voor alles mogelijk.


ergens in veel tuin speelde
een hardhouten staaf voor
tuinkabouter als hoofd van
een gave ti ta straaldevisie.


voor haar computer zat een
vrouw een gedicht te lezen,
bedacht na de schermtuur
als existentiële bergdalen
naar de wolken vallen dan
zal mijn sterrenstelsel wel
triljoenen wensen opdoen.


tegen de gevel van haar huis
stond een fiets prettig met
een lekke band er ging niet
gegaan naar al overkomen.


de staaf van de straaldivisie
liet een wondernagel op stel
aanbrengen opdat het hoofd
kon blijven tot aan de dood.


in ‘t zicht van een ijsfabriek
sprak haar bouwvakker een
steen aan met de woorden
mijn leven jij harde donder.


de mat is nooit meer geklopt

vader spin was vol tevreden
liet familie uit het naburige
huis overkomen tot feesten.


ook de tuin deed weer mee.

Werner Spaland

Vergeten woorden

Kl bew _DSC4926_20110429_5447
SAGE / 2010
Kl bew PA278936
detail

bij inhaak krakbeeld vervoegen

hazemelk slaakt mallen naar de lucht
en pimpelmees boetseert zijn dronken zang in staaltjes zon
het geil geluid keilt regels van de rand

de rekening verdwijnt in kolven

voeten weten ruimte naast de schoen en
dat het wiel niet zomaar in de klucht viel

koffers vastgevroren aan vertrek

Pietje Bel sluipt met zijn neus in het zand
geeft het goddelijk land weer alle kleuren

oeverriet aan buiglucht spinnen
hoogtij
hoogtij
want de kip zat in de oerknal al

en het zal zowaar toch niet gebeuren dat
door waterspoeling in het sleutelgat
de lepel zich tot drietand laat verzinnen

Brief (104) uit Schiedam


20 maart 2011.

En het was er weer.

De boekenweekknaller dat er gratis gereisd kon met de
trein middels het ook al ‘gratis’ boekenweekgeschenk,
ditmaal van Kader Abdolah, de man die de algrootste
schrijver van Nederland en daarna van de wereld wel wil
worden. En gelijk heeft ie natuurlijk, willen worden mag
gewoonweg altijd, heus ook wel in ’t Calvijne Nederland.
Wij, vriendin S en ik, besloten de b-knaller te gebruiken
om naar de tentoonstelling Edge van het werk Katinka -
Lampe
te gaan in Maasstricht. In het verleden moesten
we al eens een uitnodiging voor de opening van een ten-
toonstelling van haar werk afzeggen. Een uitnodiging
overigens die we kregen als gevolg van het poëzieplein-
postergebeuren
waaraan zij via haar zus (Astrid koos
voor een schilderij van Katinka als achtergrond voor het
gedicht – zie link hieronder gegeven) tot onze vreugde
wilde meewerken.

Maasstricht dus!

En ook lekker vet ver! Want zo’n gelegenheid van gratis
reizen zal heel wel tot op de welige bodem uitgemolken.
2,5 uur reizen!

We bespaarden zowaar bijna honderd!!! euro en we wild-
en, zoals gezegd, toch lang al naar het werk van Katinka
Lampe gaan kijken.

Maar dat vet en ver uitmelken, het was niet alleen ons
gegeven. Half Nederland was op ‘wonderbaarlijke’ wijze
op dezelfde gedachte gekomen. En zo drukte de trein
naar het Limburgse zwaar op de rails, schommelde het
ding alsof het een kermisatractie was, en je mocht als
passagier van een enorm geluk spreken als je op een
van de vele in de trein geplaatste zittingen broodnodig
kon neerzijgen om daarop de komende 2,5 uur aan rei-
zen te ondergaan.

Maar gratis, dus blijvend opgetogen.

Op de zittingen van de toch nog veroverde zitplaatsen
kwam van het voorgenomen lekker lezen mooi geen
fluit. Wel eens in een overvolle hobbeldewobbel ker-
misatractie geprobeerd een simpel reclamefoldertje
van een begrafenisonderneming of zoiets te lezen?
Kader Abdolah bleef bij ons en bij alle reizigers strak
in zak of tas gestoken. Alleen op het beleven dat de
conducteur in aantocht kwam werden de kraaiboekjes
een kort moment tevoorschijn gedoken ter toning dat
men echt niet illegaal in de trein verbleef.

Ook onze boekjes.

Al duurde bij ons ‘t moment een stootje langer omdat
we al een paar jaar de ongewone, zo blijkt ieder jaar
weer, gewoonte hebben om de conducteur te vragen
of hij onze boekjes wil afstempelen. Eerst is er dan
de onwennige verbazing op het gezicht boven het u-
niform. Dan komt er een uitdrukking die past bij de
vermoedelijke gedachte dat men klantvriendelijk be-
hoort te zijn. Vervolgens wordt er heel ergens op de
bodem van de werktas gezocht naar een vermoedde
stempel mogelijk toch nog daar en zo krijgen we ha!
altijd wel ons stempeltje. Al een kleine serie boeken-
weekgeschenken bestaat er zo, braaf gesigneerd door
het treinbedrijf. Ook ditmaal ging het op deze manier.
Echter, de medereizigers om ons heen zagen het ritu-
eel, wilden plots ook allemaal wel zo’n signeerstemp-
eltje in hun kraaiboekje. En zo verwerden wij, vriendin
s en ik, literaar gezien daar in de trein vermoedelijk
tot trendsetters. Toegegeven, wel een tikje sultrend-
je en aldus ook niet iets om snoevend over naar huis
te schrijven.

Overigens had ik, de man van wij, het boekje van
Abdolah thuis al gelezen, en eh eh en dus aan de
hand van dit boekje (ander werk van K las ik waar-
lijk in het geheel nog niet); Kader, lieve meneer,
men zegt nogal eens dat om een algrootste te
worden, daar moet een mens torment gesproken
veelal wel effe het vele van het een en nog meer
van het ander voor doen. Maar dat is torment hé.
En dan, waar een wil is is een weg, jajazeker, dat
zegt ook een Nederlands spreekwoord en Dikker-
tje Dap zoefde toch ook effe mooi van de lange
giraffenhals, al was het zowaar wel naar beneden.

Er werd, zo zonder dat lezen, veel gekletst in de
tot kermisatractie verworden trein; was men jong
(weinigen) dan ging het over anderen, was men
middelbaar (velen) ging het over anderen, was
men bejaard (ook velen) ging het over anderen,
was men alleen dan ging het per mobieltje over
anderen. Ook de meegesleepte kinderen waren
vol van zichzelf, alleen zij maakten zonder het
te beseffen en zonder klets over anderen lekker
wat lawaai VOOR anderen en buiten was het ook
al geen vetpot wat de wereld betreft, een kermis
onwaardig werden weilanden (met of zonder koei-
en) afgewisseld door huizen van dorpen of steden,
tenminste in zoverre het mogelijk was je daarop
te concentreren want het lippenwerk over het de-
bunken van de soort deed de overtoon aan kwel-
geluid toch wel aanvoeren in de treincoupe waarin
wij zaten. En Kader Abdolah maar schrijven in dat
Nederlandse voor hem veel te kleine taalgebied-
taaltje.

Hoe wij aan de Kadergeschenkjes gekomen zijn?

Vorige week vrijdag na een ziekenhuisbezoekje in
de vroege morgen per metro naar Donner getogen
om daar de zo gratis geschenkjes te bemachtigen
via de koop van wat andere boekwerkjes. Welnu,
op de bovenverdieping is al jaren de heerlijke af-
deling waar gedeukte gekneusde en wat dies meer
zij boeken worden verkocht voor redelijk afgeno-
men prijsjes (deukjes / kneuzingen die het lees-
werk geenzins schaden), al tijden verwerven we
daar boeken voor veelal de helft van de prijs die
men normaal voor een vers boek betaalt, het eni-
ge maar makkelijk te overwinnen nadeel is dat er
op de snede van deze boeken een zwarte viltstift-
streep is gezet. Zo kochten we er oa Kleine door-
schijnende man van Erik Jan Harmens, alzo kochten
we er Het verraad van de tekst van Arnon Grunberg,
maar ook voor vette nieuwprijzen de dichtbundels
Gratis tijd voor iedereen van Alexis de Rode en de
bundel Eiland berg gletsjer van Anne Vegter alsook
het prive-domeinboek Dienstreizen van een thuisblij-
ver en nog wat ander brilverwerkspul zodat die uit-
gespaarde honderd euro, hierboven zo smikkelend
genoemd, mooi wel uitgegeven is aan deze boeken
en het gratis reizen zowaar op heus als een strak
eigen-doos-sigaartje mocht beleefd,,,, uiteindelijk.

En hoe de in Maasstricht getoonde werken (portret-
ten) van Katinka Lampe zijn? Laat het zo zijn ge-
zegd, wij hebben ondanks de proptrein geen spijt
van deze ‘gratis’ onderneming en mogen daarbij
zeker stellen dat een schilderij van Katinka Lampe
met een gedicht van zus Astrid met alle glunder van
beleef in deez’ wereld in het door ons veroorzaakte
poëziepleingebeuren mocht opgenomen.

Werner Spaland

Brief (103) uit Schiedam

In de vorige brief leek het of ik de poëzie uit de bundel Geachte
muizenpoot en achttien
andere gedichten van F. Harmsen van Beek
blubber op blad vind. Nee dus. Hoewel er onder de schedel geen
vuurbakens spontaan gingen ontbranden tijdens het lezen van
Van beeks gedichten wil de laatste brief alleen maar zo zijn ge-
schreven omdat poëzie blijkbaar zonder gegronde reden uit be-
treffende bibliotheek wordt geflikkerd. Ik namelijk verwoordde,
toegegeven op een geheel eigen wijze, een door mij vermoedde
oorzaak waarom onderhavige dichtbundel uit de collectie van de
Maastrichtse bibliotheek is gegooid. Namelijk: een naar warrig
neigend werkje hier in huis en niemand leent het dus opdoeken
die handel. Een legitiem vermoeden wat mij betreft, want gebrek
aan ruimte lijkt me in dezen geen argument, dunner kan een
bundel nauwelijks zijn.

Bar!

Een veelwerf bar ja, dat mogelijk voor de keuze aan leesvoer
binnen de muren van bibliotheken funest wil gaan zijn op den
duur. Is er voor gulzige lezers uiteindelijk alleen nog de Do-
nald Duck te vinden. Of iets dergelijks als de bijbel nog net
wellicht. En daar krijg je toch de drek van in de laarzen. Een
bundel van bij voorbeeld Tonnus Oosterhoff, een bundel van
Arjen Duinker, een bundel van Astrid Lampe, weinig tot geen
enkele kans, zo mag aangenomen, maken ze bij een biblio-
theek die zo’n relatief gezien eenvoudige bundel als dat van
Harmsen van Beek uit de collectie frommelt.

Te bar dus zo bedoelde de brief te zijn.

Dit vuiltje uit de wereld geklaard hebbende ga ik snel over
naar het in schrijversland zo verfoeide navelgebiedje. Want
wat wil het geval? Ik ben loodverkouden. Mijn neus druipt
alsof ie er een diploma voor heeft behaald. Mijn longen ver-
loren hun elasticiteit al dagen geleden, een soort bedompt
gerochel produceren ze nog en dat uiteraard met veel pijn
in vermoeide moeite. De ogen drijven in bakken water waar
nog geen secretarisvogel zich in zou willen wentelen. Mijn
hoofd suist alsof het hele heelal er in is doodgeslagen. Het
mooiste boek lijkt me nu een vod in nauwelijks twee dagen
geschreven. Pauw en Witteman komen me voor als twee
mannetjes die een uur mogen volkletsen met volkletsen
zonder ook maar de kleinste aankomst op oever of kade
te bewerkstelligen, al te loos drabbelt hun rubbergeklets
mijn door verkoudheid tot totaalfrommel neigende oren in.

Alleen sport is er nu nog te verdragen.

Liefst voetbal.

Géén praatprogramma’s over voetbal!

Jack van Gelder. Brrr.

Smeets, dat kan nog net in mijn volle verkoudheidsgolf, maar
een dichtbundel bijvoorbeeld is weer uit den boze. Dan liever
de presentator van DWDD. Vooral zijn inleidinkjes tot gesprek-
ken zijn puik. De te interviewen gasten worden erin neergezet
alsof ze wereldwonderen hebben verricht veelal. Je ziet ze, de
gasten, meestal, tenminste als ze een beetje bij leef zijn, bij
zulke woorden ineenkrimpen tot beduimelde velzakjes die het
liefst zo snel mogelijk willen opgepakt om naar naar elders te
worden verplaatst.

Wel kneuk voor m’n slijmpiepende lichaam was het te zien dat
Wilders tijdens de campagne tot de bejaarden moest afdalen
met een glimlach vol lievigheden. Zelfs bij Max is ie geweest
als ik het in mijn verkouden lijf nog allemaal wel heb want er
zweeft zoals gezegd een stevig zweempotje koorts door mijn
bouwwerk. Bejaarden paaien met een geboetseerde glimlach,
het is natuurlijk ver beneden zijn scheefmatje gezien dat glim-
lachje, maar het leverde hem wel een kek winstje op. Rutte
kon er zijn ingehouden triomfroep nauwelijks van binnenhoud-
en.

Ook op mijn benen hoef ik al dagen niet te rekenen, die lijken
de kunst van het lopen vergeten, van schoenen of sloffen onder
de pijp zijn ze al helemaal vervreemd. En zielig hé dat net niet
van de verkiezingen voor Job en zijn oppositoos. Maar de bal is
rond zo pleegt men bij teleurzuchtgelegenheden veelal te zeg-
gen. Dus the came is still on. En toch, Sap en Roemer, ik weet
het niet. Het lijkt wel of ze in een speeltuin zijn toegelaten waar-
van ze de kille achterkanten van de speeltuigen nog niet geheel
en al kennen, fris en onbevangen speelden ze er op los tijdens
de campagne. Het resulteerde in een teennageltje erbij voor
Groen Links en een stevige kalknagel eraf voor de SP. En dit
algedoe van de politiek stroomt gewoon maar onbedaard over
mijn zieke lijf. Maar goed, over lichaamsellende is nu wel ge-
noeg gezegd en over neuken ben je ook zo uitgepraat, die drie
minuten ellenlang weergeven, het is zowaar als midden in
een flink uitpakkende zomer een veel te magere sneeuwman
maandenlang op een weiland verplichten te overleven.

Dan maar, als allerlaagste keus, aan de dichterij.

Een vers kleunt altijd wel.

Ik ga gelijk loos met de mij ook al plots te binnen schietende
titel Romanke .1, de rest volgt dan als vanzelf zoals hieronder
gaat bewezen:

Het begon pas echt nadat ik met een hamer de
pootjes van de kat aan gort had geslagen. Tot
dan toe had het geen enk
ele kans gehad. Mijn
leven.


Dus liet ik de kop van de hamer na de daad om-
smeden tot een brede band. Om
de pols te dragen.
Mijn pols.


Drie dagen na de polsband zat ik in het gevang.
Al
heeft dit geen enkel belang voor mijn leven.
Een weekje later werd ik weer vrijgelaten. Men
had zich vergist.

Uit het gevang wilde ik diep.

Eens danig onder de zeespiegel rondsnorkelen
leek me het juiste begin daartoe. Groots en vrij
zogezegd. Twee drie decimeter. Dieper kwam ik
niet.
En dat vrije bleef dus ontstellend weg met
zo’n luchtcilin
der op je rug. De vissen ook dull.

Dan maar even een straat beleven in een iele
auto. Rood met
witte stippen. Maar spillebenen
had ik al uit het
water in de lucht zo leek mij de
logische volgor
de.

Ik bouwde een vliegtuig.

Omdat er geen rem op zat werd dat ook niks
volgens de verkeers
leiders. Ze wezen naar
beneden. Daar hing een fiets op slot tegen
de rechterflank van een gestolen paard.

Een oude man aaide de fiets.
Liet het paard ongemoeid.

Het paard gooide de fiets van zich af. De
oude man liep
door want een eh meisje in
een minirok keek alsof ze beslist niet geaaid
wilde worden. De stof gaf haar hele heuplijf
vol
doende ruimte.

Later dronk ze thee.
Met uitzicht op opa.

Beetje hongerig stap je dan maar een patat-
zaak binnen en
koopt er een hele koe. Dat
wilde ik. Ze
hadden alleen nog een koe in
stukjes. Brood
je kroket dan maar. We kun-
nen er wel een
bestellen. Maar dat hoefde
voor mij niet. E
en meisje had ik ook nog
niet gehad zo
zonder echt begin. Aldus ver-
dronk er in het kanaal een vis. Het dier was
niet geleerd hoe kieuwen werken. De burge-
meester (ook van het kanaal) sprak de hoop
uit dat dit niet heel veel vaker ging gebeuren;
Je
zus had al eens iets met vissen uitgehaald.

Terug naar moeder. Geen optie. Ik zag haar
al staan met die manke kat in haar hand
en.

Achter het burau stond een lege stoel. De
secretaresse en de stoelzitter waren gaan

lunchen. De telefoon rinkelde niet en op
straat speelde een mier met de gedachte
een klinklare hoop te ontwerpen. Van tussen
de
naden van de tegels verzamelde hij ge-
likte korrels
zand.

In de fabriek maakten ze lepeltjes.

Ik moest toch wat.

Toen ik mijn huis niet meer uit kon vanwege
de lepeltjes volgde ontslag want het
gevang
had ik al gehad. D
e lucht kreeg een eigenaar-
dige gele kleur. Net
of van Gogh tegen een
onnoemelijk hoge ladder op was
geklommen.

In een kamer renden twee mensen om een
modelspoorbaan. Ruzie of
gewoon wat geil?
De bakker stond al zijn shemden te
verkopen.
Van broodjes en ander bakspul veel sprake.

De hele buurt eet nu nooit meer vis.
En ik ving mijn huis te verven aan.

Zonder de lepeltjes was er weer ruimte. Het
huis brandde niet
af. Zonk wel wat weg in de
aarde. Het geverfde was
geheel en al voor
niets dus kwam ik v
ader tegen. Hij was er-
mee verlegen.
Moeder is dood maar nog
altijd niet bereid je
te vergeven. En zullen we
het dak nu repareren. Maar ik had net mijn
huis geverfd.


Wel weinig rijm.

Maar wat the hek.

Werner Spaland

Hof van Heden


Klbew P1000798

Klbew P1000806
Keramiek / SAGE / 2011

Brief (102) uit Schiedam


Geachte Muizenpoot en achttien andere gedichten.

F. Harmsen van Beek.

Nawoord Jan Fontijn.

Verwijderd uit de collectie stadsbibliotheek Maastricht.

Dat staat op de binnenflap van het hardkaftbundeltje
door vriendin S. (lief! lief!) als kadootje voor mij aan-
gekocht een paar weken geleden bij de tweedehands
bisnis van Bol.com. Het is de vijfde druk uit 1985 (eer-
ste druk 1965), dat ook staat op de binnenflap. Ver-
volgens zegt het flapje ook nog dat het omslag is ver-
rijkt met een gedeelte van een wand door Lucebert
geschilderd in het Nederlands Letterkundig Museum
in Den Haag. Dat laatste (de plaats) staat er niet bij.
Er zal wel vanuit gegaan zijn dat een ieder die zulks
een bundel zich aanschaft dat wel zo’n beetje weet
zo mag worden geconcludeerd.

Op de achterflap is een zwartwitfoto van de maakster
van de bundel geplaatst; een dichter met een vooral
vreemde blik (melancholie? gekte? treurigheid? ver-
twijfeling?) in haar ogen waarbij de mond een poging
doet om te lachen maar daar (gelijk de overbekende
boer met kiespijn die met alle geweld van ”t zal krek
niet’ toch nog probeert de wereld in te lachen) vooral
even niet in slaagt.

In de bundel zijn geen korte gedichten te vinden. Elk
gedicht beslaat op z’n minst anderhalve pagina. Ofwel,
dichter Harmsen van Beek heeft zo te zien geen kort
adempje in de gelederen van haar dichtzakken zitten.
Krek wat woorden zijn er nodig om de gedichten naar
hun einde toe te schrijven. Waarmee mooi niet al di-
rect wil gezegd dat het slechte gedichten zijn, ha nee
gezien ook de plaats in literatuurland die ze innam en
nog steeds inneemt mag je de mensen die er kijk op
en verstand van hebben geloven.

De eerste leeservaring (al jaren en jaren is het werk
moeilijk te verkrijgen) met deze bundel was er een
van dat ik na een half paginaatje de weg naar de
daaropvolgende bedichte bladzij al niet meer in de
smiezen had door rappe leesverdwaling. Graag in
hevige raap wilde er dan terug naar de titel gegluurd
of daar een eventueel gemiste aanwijzing alsnog te
vinden was voor wat meer begrip. Meestal kwam er
dan wel wat, niet al teveel, wijs. Het blijft echter een
lastig avontuur als je voor de eerste keer deze poë-
zie doorploegt, zelfs al is het een schamel dunbun-
deltje van net 35 pagina’s.

Maar ik ga dus niet poëziepluizen, al zeker niet met
een poëzie die al een geduchte deun mee mag zing-
en in de canon. En dan, ik heb me er, zoals ik al vak-
er schreef, gewoonweg niet voor opgeleid om gedegen
alle lyrische wormen en ander onderaards kruipspul uit
versjes te halen.

O zeker, ik kan een beetje voor de vuist weg gaan zitten
plauderen over deze poëzie, een van de bundelversjes
bij de muizenpoot pakken, er een beetje aan gaan ruk-
ken en draaien tot er wat zegsap uitsijpelt. Ik kan de
kritiek wat nakletsen door te stellen dat deze poëzie
wel heel erg op voorbeelden uit het eigen leven is ge-
schreven maar dat de dichter door een destabiliserende
gramaticale vorm wel de gangbare literaire normen wat
neusdruppeltjes gaf destijds omdat die normen, volgens
de dichter?, op te gewoonkabbelend schoeisel beenden.

Ook kan ik uit het in de bundel begeleidend stukje van
Jan Fontijn wat stropen en hier in eigen woorden neer-
zetten als een waarlijk slim eigen meninkje. Ja, zelfs
kan ik beweren dat ik het hele bundeltje maar een
rommelachtig gefrommel met woorden vind, woorden
behoorlijk associatief (het laatste gepikt van een ge-
leerdere, zie boven) waarbij door wat geluk soms
aardige gedichten zijn ontstaan, maar dat het over-
grote deel van de versjes uit die bundel geleuter is
(dit is dan weer van mij) uit het huis tuin en keuken-
leventje van de dichter geplukt met niet meer resul-
taart dan dat de eigen liefdespijntjes, de eigen angst-
jes, de eigen gektetjes, de eigen oprispinkjes er klaar
uit opwellen zonder te komen tot een beetje hooglad-
der waarop universele ideeën tentoon gespreid worden,
ideeën die niet in haar poëzie te vinden zijn meer dan
dat de geleerderen met een bakje al te grage moeite
er hebben uitgevist. Verdomd dit alles kan ik zomaar
doen. Maar, een zekere afheid gebaseerd op zelfken-
nis is mij niet vreemd: hoe graag ook, ik kan het ge-
woonwaag niet!

Zie het 1e deel van een gedicht als dit uit de bundel:

Geachte muizenpoot

Hoe gaat het met U, met mij goed. Wel is alles heel
vervelend, als ik voorover lig gebed in mijn gedachten

aan U en ben ik ook heel eenzaam. En onderga de lente
als een flauwte. Dit is mij nu zo vaak al overkomen dat

ik er de klad van in mijn wezen heb en dat tussen het
afgerukte vlees der hyacinten de verplegers van die

bloemen knielen voor vreemdelingen. (Dit heb ik zelf gezien
vanuit de trein naar Haarlem.) Zoiets zondigs en krank-

zinnigs U te schrijven, maar omdat lente van liefde een
aberratie is – en niet omgekeerd – opdat U daar niet in

zal trappen, in een vreemd land en zo eenzaam te dwalen.
(Bepalend voor het lot van zwervelingen enkel herkomst.)

Nu, met mijn hart gaat het wel beter, maar de tuin is
verwoest mijn lam, verwoest. En sta ik radeloos onder

onzuiver groen in dit en komende seizoenen: mijn hoofd
tot hatens toe, mijn hout tot bladeren bedorven en

schrijven wij pas mei. Dat hebt U er nu van, mij
‘s winters te beminnen en ‘s zomers te dwingen onder

raar lover humorloos en onchinees te wezen, mij, lief
hebbend evenwichtig als een oude man, genegenheid bed-

weterig doen zien ontaarden in het teer, vraatzuchtig
zeuren der libelle-achtige dames, want ik weet mijn plek.

Een teer punt. Een voordeel zo te zien, maar wezenlijker
reden om over in te zitten dan de onbenulligheden die

van onderhonden het gedachtenleven leiden tot in priëlen
van zelfbeklag: zulk lijden slecht gemotiveerd maar zinvol,

want wie, wie vreet mijn spijt? Neem dan de bomen maar, die
bloeiend blind tot vaderloos afvallige vruchten, bederf en

winterkou: en nooit een klacht! Want tot verstommens toe is
liefde hun te moede. Te moede is. Liefde mij te moede, is

liefde mij… etc. (handtekening onleesbaar)

Zoveel leeshoelahoepels als daar in zitten. Help!

En om eerlijk te zijn ben ik deze brief begonnen
met de in mij opwaaiende bevreemding dat een
bibliotheek zo’n dichtbundel uit de collectie haalt.
Vooral het waarom hupt mijlenver boven mijn be-
vreemding uit.

Weet u het?

First language ?

Klbew P1000817
Keramiek / SAGE / 2011

bRuggespraak

Kl bew.P1000781

Brief (101) uit Schiedam

Gerard Reve heeft een laan in Groningen, hij heeft er een in Goes,
een in Kloetinge, de eigenwijze W.F. Hermans heeft vooral een hele
laan in het al genoemde Kloetinge en Harry Mulisch zal ook wel een
laantje pleintje of straatje hier of overal hebben gekregen, om van
de Heijermansjes, de Couperusjes et et et et et et et cetera maar
helemaal niet te spreken. Als je als schrijver namelijk ook maar een
flinter je best hebt gedaan krijg je als vanzelf, uiteraard wel na een
volop bewezen dood, een laantje, straatje, pleintje of zelfs hofje naar
je genoemd. Een gebiedje waaraan je naam per voor eeuwig geplakt
gaat zijn al ben je er als levende schrijver nooit geweest, ook al heb
je het er in je schrijfleven nooit over gehad zo’n geografisch plukje
in z’n enorme bestaan ook maar voor een nanoseconde te kennen,
laat staan dat je er een DNA-schilfertje hebt achtergelaten tijdens een
korte of wellicht wat langere aanwezigheid aldaar.

Een toch vreemde en vooral willekeurige zaak.

En dan, je zal me daar als schrijver een onbenullig steegje bijvoorbeeld
krijgen toebedeeld, of, nog kwalijker, zo’n te ontzettend doodlopend
straatje. Aan zoiets lulligs wil je toch je schrijversnaam niet verbonden
zien na je dood? Een zeer riante laan okay nog net, een plein waar je
een kek gemeten pleinvrees van krijgt prima uiteindelijk, een schoon
geplooide straat waar dé Beatrix doorheen heeft gewandeld heus de
schrijver zal na veel gezeur geheel de uwe gaan zijn, maar een achter-
af steegje waar je grote delen van de dag niet eens de zon kan waar-
nemen, waar het ruikt of al de mensheid er alle uren van de tijd heeft
staan uripissen, waar de gevels van de huizen elkaar aan de goot bijna
raken zodat een koppie suiker zonder moeite in een graai kan worden
geleend door het vanuit je huis zo van buurvrouws tafel te grissen met
de woorden dat je effe de suikerpot leent, godver, het zal je maar ge-
beuren, zo’n flutplekje krijgen. Dat geen enkel toetsje aan mijn com-
puter hier ook maar een moment mee bezig wil zijn als zijnde te word-
en bewaarheid, het mag duidelijk heten.

Een steeg!! Een doodloper!!!!!!!

Mooi niet!

In Schiedam, echter, denkt men daar toch een tikje anders over, dood
hoeft niet eens, want er zal toch niet aan te denken zijn dat de wereld
zomaar even niet ontdekt dat er hier in deze stad een eventuele schrij-
ver leeft.

Een! bestuursgruwel!! natuurlijk!!!

Nooit zal het de stad, net als bij die Piet Paaltjens, meer overkomen.
De hier wonende eventuele schrijver zal verdomme voor eeuwig prijken.
De hele wereld zal het weten en het enige wat daarbij de schrijver for-
meel bij leven nog heeft te doen is een paar boekjes volletteren, wat
dichtbundeltjes voltjilpen met stadsversjes wellicht, want zie mooi toch
maar even:

_bewerkt kleinP7170069

Schoon bedoeld zal het zeker zijn. Al is het wel wat scheef allemaal, de
verering, zo mag gezegd. Of ze er in dat Schiedam nog niet helemaal
in geloven zo lijkt het. Trouwens, de schrijver ook niet meer dan een
scheutje valt klaar te constateren op de foto, nogal slaafs namelijk, zeker
voor een schrijver, heeft hij zich aangepast aan de Schiedamse werkelijk-
heid door braaf synchroon te gaan staan met de te scheve paal waaraan
zijn naam prijkt op een wel erg beroerd opgehangen en ook roestig straat-
naambordje.

Met zo’n eerbetoontje hoef je als schrijver natuurlijk graag niets meer.
En het hele geval terugdraaien, het zal de stad door gans de wereld in al-
le toonaarden worden verweten als was ze een rivier die haar stroom laat
verwaaien in allerlei lullige zijvertakkingen zodat er van een rake stroom
geen sprake meer kan zijn. Nee, het terugdraaien dat zal een, en zeker
deze stad gezien het voorgaande nooit doen. Hoewel, met alle bezuinig-
ingen en andere cultuurclusterblommen die deze nieuwe en heerlijke re-
gering zo kwistig over het land strooit weet je het als schrijver maar nooit
te hopen. Voor je het vreugdevol in de gaten krijgt is de kans er dat in
deze krimptijd jouw naamgebiedje kek hernoemd gaat worden, kan je
schrijversnaam gelukkig toch naar beneden gehaald, heet jouw (z)eer-
plek ineens het “Hele-eurohof” of iets dergelijks, ”Warme-centenplekje”
kan ook zomaar, of, nog fraaier, ”Ruttes pluspleintje” (plus, want uiter-
aard een pleintje puik volgestouwd met een aanzienlijk Partijtje Vrolijk
Vrije plantjes). En toch en toch en toch, zoiets wil je als bezielde stads-
bewoner uiteindelijk toch ook weer niet.

En dan, Hof van Spaland, alles is schoner dan niets, nietwaar.

Daarom dit dus maar even:

Plaatsje van betekenis want

zeg nu zelf er valt veel nat
in Schiedam nog te beleven

vaak regent het

zo niet dan wordt
het glas geheven
 op alles wat er leeft
op alles wat er opgedoezeld is

keukendeuren staan er scheef

toch zijn de pannen fris
zelfs de koelkast wil er niet kleven

de huizen staan er
geurig in een rij
op ieder bedje ligt
lief een mooie sprei
het is een stad om heerlijk te verduren

bewoners doen zich
in het middelpunt
de burgermeester runt
er alle lagen van vernemen
van boos beleid zegt ze dat dat niet kan

de fietser gaat er
zingend door de straten
de wandelaar doet
er zijn zachte pas tegoed
de stad is lief ook voor de Rotterdamse buren

ja alles wil hier
tot fraai vertoeven
geen plaats is er
voor al te erge boeven
deze stad ze is als vrouw een hele lieve man

Ja hemel zeg, ik ben natuurlijk niet gek, zulks ‘eerbetoon’, daar
moet je als eventuele schrijver toch heel héél lievig mee omgaan.
Kwijt is maar kwijt zo zei een ver weggezakt spreukje ooit. Of iets
anders en populairder gesproken, men moet een geveven paard
nooit in het vreetgedeelte loeren, zulke lange, lange, lange tand-
en, je zou als eventuele schrijver daar ha even mooi al te gek zijn!
Ps: Toch benieuwd wat de stadsdichter hiervan vindt, want een
stadsdichterstraat, -laan, -plein, -park of -hof, zoiets is voorals-
nog in het Schiedamse totaal niet te vinden. En dat terwijl ie de
eerste!! stadsdichter van Schiedam is en trouwens, in tegenstel-
ling tot mij, Spaland, ook al aardig op weg een hele bundel aan
stadsgedichten bij elkaar te dichten. Waarachtig, het klopt mooi
van geen kanten, dat Hof van Spaland, zo denkt de uitermate
bescheiden eventuele schrijver in mij, dus al te graag zou deze
eventuele schrijver dat hele eerbetoontje willen overdoen aan ge-
noemde stadsdichter, al leeft ook hij nog.

En deze man?

Die zal vast en zeker zeggen: get a life!

Pure projectie natuurlijk!

Werner Spaland