vrijdag 30 november 2012

Fastgras (2)

Klein_p9070582

Uitkomst!

Stopteken!

‘Papieren!’

Ik tast de zakken van mijn kleding af. Kijk in het
dashboardkastje, grabbel in het bagagerekje er-
onder en zie dat mijn hand beschamend en papier-
loos terugfladdert in het gezichtsveld van de man
die de macht gegeven is mij met een simpel teken
tot werkelijk stoppen te dwingen. ‘ Eh, vergeten’.
De man fronst een aanzienlijk vleesdeel in zijn
gelaat naar nors. ‘Vanmorgen een ander jasje aan-
gedaan’, zo hoor ik me in woordkronkels wringen
om de man toch vooral te laten weten dat de inhoud
van mijn geldbuidel, maar meer en vooral ook bijna
al de regels die hij vertegenwoordigt heilig zijn voor
mij, dat het welhaast echt de eerste keer is en dat ik
er…

Meestal ging dit goed, mocht ik na enige weifeling
in de blauwgeklede stopman doorrijden op weer een
ander teken begeleid door: ‘Let erop de volgende keer’.

Woorden, mij met een machtig laatste vingerheffing
toegevoegd.

Weinig problemen dus met dit probleem.

Echter, nieuwe dienen zich aan.

Problemen in vergelijking met het papierengedoe
hierboven verdubbelvoudigd. Want in de niet al te
verre toekomst kan men ook zonder blik onder de
welvarende kont een halt worden toegeroepen op
willekeurig welke straathoek om te gaan bewijzen
wie je bent via de nieuw in te voeren wet van de
identificatieplicht. Zorgen, zorgen, zorgen, want hoe
geef je zo’n bewijsding een vaste, niet-vergeetbare
plaats in je leven om te voorkomen dat er regelmatig
een boetende aanslag op de geldbuidel zal worden
gepleegd als je weer eens in vergeetachtige staat per
ongeluk heel erg identificatieloos aan het dwalen bent
geslagen in de zo vrije buitenlucht van dorp, stad of
polder?

Veel problemen dus. En vooral; hoe ze op te lossen?

Het bewijsmateriaal met een touwtje om de nek? Altijd
hetzelfde jasje dragen? Een buideltje op de buik laten
naaien? Het pasje aan het haar laten smelten? Aan de
binnenkant op de zool van een van de schoenen plakken
en dan die altijd maar te dragen? In altijd dezelfde broek-
zak bewaren van een nooit meer uit te trekken broek?
Met twee-secondenlijm op de rechter bil plakken? Tus-
sen de knieën klemmen? Onder een dan door mijzelf
altijd en overal verplicht te dragen hoed stoppen wel-
licht?

Kortom: help!

Want in elk van de voorbeelden hierboven sluipt eigen-
wijs toch weer de kans van vergeten. Ik kwam er niet
uit en zal door mijn vergeetachtige natuur waarschijnlijk
wel met een aanzienlijke kostenpost te doen krijgen
waaraan ik met mijn bescheiden inkomen nauwelijks
kan voldoen zodat ik bij tijd en wijle verplicht zal zijn
ter bescherming van mijn budget een stevige tijd niet
de deur uit te gaan. Een vooruitzicht mij niet welkom
ook al is er televisie, muziek en soms ook wel eens een
boek.

Het puzzelen erover bleef mij achtervolgen.

Een nogal rare droom echter gaf mij vannacht de ultieme
oplossing: gewoon het plaatje van je id-kaart, met foto en
al, op je onderarm laten tatoeëren.

Heel tevreden werd ik vanmorgen wakker als was ik in
een paradijs waarin voor elk probleem heus wel een op-
lossing bestaat.

November 2004

Poëzieplein gedicht van de maand september 2006

man met de tuba
Dit ‘feestelijke’ gedicht is gekozen in het kader van evenementen,
zoals Open Ateliers, Doek, de Brandersfeesten et cetera, die deze
maand in Schiedam zullen plaatsvinden (met uiteraard alle dank aan
Olaf Risee voor zijn toestemming dit gedicht te mogen gebruiken voor
de septemberposter die op een danig aantal plaatsen in Schiedam te
zien zal zijn).


Voor meer info zie
hier

FastGras

Crop_p8120305
SAGE 2006

Zen-tijd voor politieke partijen

2006

Koldermodel?:
`Die tulband past ons allemaal’.
(Het voorstel van de hoofdcommissarissen om de pet naar
believen in te ruilen voor een hoofddoekje of tulband laat
goed de onzekerheid zien, die de aanwezigheid van meer
en meer migranten in Nederland met zich meebrengt. Zo’n
buiging naar religieuze voorkeuren is vast goed bedoeld,
maar blijkbaar vraagt men zich niet af of deze koestering
van eigen identiteit wel samengaat met het streven naar
emancipatie.)

Lees hier verder

Zen-tijd voor politieke partijen


SP
endingtime!

(of: gevonden in knipselkrant)

Algemeen Dagblad 5/8/006

Verzorging planten
stadskantoor dure,
maar essentiële grap


Schiedam

De raad vindt het een dure grap. Elk
jaar 12.000 euro reserveren voor de
verzorging van planten op het stads-
kantoor. De ambtenaren zouden het
kantoorgroen toch best zelf wat
water kunnen geven? Of eigen plant-
jes neer kunnen zetten?
Wethouder Haan* vindt een pro-
fessionele kracht inhuren voor het
verzorgen van de planten echter es-
sentieel. Daar gaan de meeste euro’s
in zitten. Ambtenaren hebben vol-
gens hem wel wat beters te doen
dan planten water geven. Boven-
dien wordt dan niet gegarandeerd
dat het groen lang zal leven. En
steeds nieuwe planten moeten ko-
pen is uiteindelijk ook prijzig.

* SP-Wethouder in Schiedam

Ps: Pikant detail is dat ik (W. S.)
het schamele weten bezit dat een
uitkeringsgerechtigde in al de hui_
dige waarheid van deze tijd op een
aanzienlijk kleiner bedrag (netto)
mag rekenen om zich door deze
ons economytische wereldje rond
te mogen ploeteren dan ‘t bedrag
waar wellicht de plantjes van het
Schiedams stadskantoor (dankzij
deze zo zorgzame Wethouder) in
de toekomst op mogen rekenen.

Zie ook hier (een verhaal met een, zo blijkt nu, voorspellende waarde).

Erwin Vogelezang en zijn keuze (2006)

(...)

"4. Welk gedicht van een andere dichter zou u in de online bloemlezing der Nederlandstalige poëzie willen laten opnemen?

Gedicht: ik twijfelde tussen 'Een kleine vertelling' van Gerrit van Schuppen, dat echter wel heel lang is voor opname in een mini interview (een vroege versie staat op mijn site) en een gedicht van Roop.

Dat is het dus geworden."

Zo las ik kortelings hier.

Vreemd antwoord, dat te lang.

Er werd toch gevraagd welk gedicht te kiezen ter opname in een online bloemlezing der Nederlandstalige poëzie?

Geef ik hieronder maar even de jongste versie:

Een kleine vertelling


Ik?
Ik heb kanker.
Ik lig hier al weken.
En ik word goed verzorgd.
Door vrouwen.
Vrouwen die ik zonder nooit zou hebben leren kennen.
Vrouwen gekleed in het wit.
Als bruidjes.
Verzorgend, bezorgd, maar ook doortastend.

Ik koester mijn kanker.
Ik lig hier goed.
Ik word volledig gecompenseerd.

Regelmatig wordt het in mijn buik betast.
Zachte handen.
Waarbij een stem.
'Doet het pijn?'
Alsof er gevraagd wordt: 'Nog een keer?'

Nee, er is niks mis mee.
Met een beetje kanker hebben zo op het laatst.
Dat zei m'n buurman ook.
Gisteren.
Vanmorgen mocht hij naar huis.

Ik heb geen vrouw.
Hij wilde eigenlijk ook niet.
Mijn buurman.
"Zuurtaart" dat zei hij.
Nu is hij weg.

Mijn piemel lange tijd al niet meer gezien.
Of aangeraakt.
Een berg ligt er voor.
Een berg van pijn zeg maar.
Alleen nog om te worden gewassen ligt ie daar.
Die piemel.
Door de witbruidjes.

Plassen doe ik uit mijn linkerheup tegenwoordig.
Tenminste in zoverre ik dat kan inschatten.
Regelmatig wordt daar wat gerommeld.
Door de zachte handen.
Aan mijn darmblaasje, van plastic.

Vanmiddag krijg ik nieuw gezelschap.
Zo is me beloofd.
Met hetzelfde.
Kunnen we het erover hebben.
Zo glimlachte het uit het wit.
Een meetlint zou dan wel handig zijn.
Zo dacht ik nog.
Dan kunnen we meten.
Meten wie de grootste heeft.
Ik vertrouw erop dat mijn berg het zal winnen.

Ik lig pal voor het raam.
Mocht opschuiven.
Nadat mijn voor vorige buurman plots weg was.
s' Nachts.
En terwijl ik sliep.

Zomer, behoorlijk zomer daarbuiten.
Bruin steekt binnen af tegen wit.
Mijn onthaarde huid zou ook wel wat...
Later, later.
Eerst de nieuwe aanbieding doorwerken.
Het nieuwste van nieuwste.
Zo zei de specialist.
En of ik dat wel wilde.
Natuurlijk wilde ik dat.
De vorige had ik toch ook gedaan.

De witmeisjes waren vanaf het begin lieftallig.
Als ik het vroeg hielden ze me een spiegel voor.
Nu weet ik het wel.
Alleen mijn schaamhaar...
Maar ik durfde er niet naar vragen.

Dat ik niet meer lekker kan eten.
Dat is wel jammer.
Met veel glimlach op wit zetten ze het voor me neer.
Maar de berg protesteerde direct met pijn.
Werd ik door een van mijn vrouwen gevoerd.

Via een sonde krijg ik nu bijvoeding.
Wel grappig, voedsel van plastic naar plastic.
Ik daar nog even tussen.
Als een oorzakelijk verband.

Gek eigenlijk.
Nooit zo gehouden van bloemen.
Er nooit op gelet ook.
Maar nu hier.
Voor het raam liggend.
Zou ik ze willen plukken.
Hun geur van horen zeggen willen opsnuiven.

Deze nieuwe zegt niet veel.
Gisteren binnengebracht.
Door zijn vrouw.
De geschiedenis zal zich toch niet herhalen.
Veel stilte.
Maar de woorden zullen wel komen.

Dat ik het hier naar mijn zin heb.
Dat is wel lekker.
Alleen ik slaap zo veel.

Soms word ik wakker zonder benul.
Moet ik alles in het plafond nagaan.
En dan nog met moeite.

Het bed van mijn jeugd.
Daar word ik de laatste tijd vaak op wakker.
Mijn moeder die aan m'n schouders schudt.
'Wakker worden wakker worden'.
'Tijd voor uw medicijnen'.

En dan weet ik het weer.

Die nieuwe zegt wel bijzonder weinig.
Hij zal toch wel kunnen praten.
Hé, probeer ik, hé.
Geen reactie.
Meewarig ligt hij me aan te kijken.
Doofstom, vast doofstom.
Ik hoop dat ie gauw met z'n vrouw mee naar huis mag.
Dit is toch geen leven zo.

Liever, ze worden liever en liever.
Mijn vrouwen.
Wel praten ze almaar harder.
Mijn buurman is doof hoor.
Mompel ik dan.
Maar ze schijnen het niet te verstaan.
Wat zegt u, gillen ze bijna.
Alsof ze het tegen de buurman moeten hebben.

Slaap, verdorie wat een slaap.
Concentreren, wakker blijven.

Zei die buurman nu maar eens wat.
Of mijn vader, tegen mijn moeder.

Die stilte hier.

Door een plastic slangetje stroomt het.
Net een navelstreng.

Toe pap, zeg nu eens wat tegen haar.
Het liefst iets liefs.

Die bloemen.

Slaap, slaap.
Steeds vaker.

Zomaar iets heel liefs.

Een vers zakje diner.
Zachte handen voor een glimlach.
Witlof met ham? Biefstuk? Een soepje vooraf?
De lieverds.

Mag ik nu bij het raam?
De doofstomme!
Mag ik nu bij het raam.
Dat vroeg ie.

Toen ik al een flink eind op weg was.
Naar die andere kamer.

Andere kamer?

Lekker alleen.
Dat zei ze, het witbruidje.

Kunt u rustig slapen, ook dat zei ze.

Weer die zachte handen.
In de buurt van de berg.
Even legen.
Woorden vol glimlach.

Ook al wit.
Deze andere kamer.
Zou het daar ook wit zijn?

Een doorgeefluik.
Van het ene zakje naar het andere.
Functioneel.
Een tussenblaasje met huid zonder haar.

En is er wel zoveel plaats?
Misschien zijn de zieltjes dun.
Zo flinter dat ze geen plaats nemen.
Tot in de eeuwigheid kan het dan doorgaan.
Dat opnemen.

Slapen?

Maar ik wil helemaal niet...

Weg was ze alweer.

En waarom de gordijnen dicht?

Slapen.
Ik moet natuurlijk slapen.
En dan morgen weer die zachte handen.

Slapen slapen.
Naar handen.
Naar slapende handen zo... Zo zacht.

Het uur ik

Nu ja, een nog te bouwen gedicht, dat ben ik.
Er is een dichter. Maar ‘t gedicht! Ik want ik.
En ja ik ben nog niet klaar, meneer de woord-
kunstenaar is nog met me bezig, maar zowaar
toch ik.

Hoe ik er uitzie? Veel is er nog niet, hooguit:

Vlees noch vlies


een tas

daarin verborgen
kuilen
een dragen in worden

Meneer de dichter is nogal traag. Hangt liever
rond in die andere zooi, proza genoemd. Ik
word daar weleens kwaad om want proza ha
het is toch de veegmat van ons, dé gedichten,
zo is algemeen bekend. Gewoon z’n gang gaat
ie, mijn maker, of ik niet het brandpunt ben van
zijn leven. Een kreukelvodje papier in zijn kont-
zak meestal, dat is mijn bijna doorlopend lot. En
dan die titel mij gegeven, ‘t is toch van een vaag-
heid een te worden gedicht als ik onwaardig. ‘k
Zal wel weer zo’n muurknallend hermeticversje
worden, u weet wel zo’n cryptogram waar geen
hond wat aan heeft omdat ‘t niet te ontcijferen
is van zoveel al te gehaaide diepgang. Maar er
schijnt hoop te gloren aan mijn poëzon, want
de roep vanuit het veld van gedicht-uitdragende-
podiumgangers is nu zo sterk dat die maker van
mij er wel eens zijn gevoelige marktoortjes naar
zou kunnen gaan laten hangen. Confectiejasjes,
kijk, die worden tenminste verkocht, die passen
iedereen en je hoeft er niet voorzichtig mee om
te gaan, een nieuwe is zo weer gemaakt. Toch,
gezien het hierboven gegeven beginnetje van
mij, vrees ik dat mijn heer de maker een ietwat
blijvend dovig is vooralsnog. In een tas verborgen
kuilen. Wat is dat nu voor een raar en vooral te
hermetisch beeld, da’s inderdaad vlees noch vlies,
wat dat betreft is vlees noch vlies wel weer… Eh
gelul, die, mijn, titel mag dan wellicht inslaan als
een bom, maar dan een bom die verknalt in het
luchtledige en geen enkel mysteriestofje ook maar
een nanotel doet verplaatsen, hooguit naar een te
ongewilde of in ieder geval te plotse plaats waar
het beslist niet thuishoort, waarin niet te wonen is.
Heel soms twijfel ik aan de geestelijke dichtver-
mogens van mijn maker, want zoals de voetlicht-
dichters weleens beweren, zo’n diepgaande her-
meticrypto daar is geen donder aan om die te
aken, dat is heel makkelijk, dat kan elke performer
alsook iedereen die niet per se wil dichten, je ploft
gewoon een stroom niet bij elkaar willende woordjes
bijeen en hup je hebt weer een hermetikaal crypto-
dingetje. En wellicht hebben ze gelijk want kijk nu
eens wat die maker van mij in een moment voor
hem van even helaas geen proza nu weer aan mij
toegevoegd heeft:

ontvang

opdat er nog van zowaar kan meegenomen

Waar slaat da… Ach natuurlijk, die al genoemde tas,
daar kan natuurlijk bij al die kuilen ook nog wel het
ontvang in en zowaar kan het op die manier mee-
genomen worden. Gedver, ‘t is wel moeilijk voor mij
om mij te begrijpen, en zwaar word ik ervan, een wel
hele volle tas zo lijk ik mij aan te zien. Te vol als u
het mij vraagt. Maar misschien is het beter dat aan
mijn maker te vragen. Die weet waarvoor mijn zwaar-
te dient zo mag ik aannemen. Want vertellen ho maar.
Dat doet ie ff mij nooit. Ik moet maar een beetje naar
mezelf blijven gissen. Confectiejasje of hermetipak?
Ik weet het gewoon vaak even niet. Wat dat betreft
verlang ik weleens naar de classicistische tijd, daar
was alles nog simpel, maar die verdomde romantiek…

Enfin die geschiedenis is alom bekend.

graag moet meer in verkommerde gezichten
helder
zal open gaan achter de schermen de nacht
stort zich


‘k Zal vast postmodern bedoelen te zijn want zie:

wit
als plaatje voor het hoeden opgediend
op ongelooflijk mooie
schotelronde borden


Postmodern of niet, ik klink wel mooi, vind ik zelf, ze,
mijn woorden, zingen alsof met een schoon glimmend
Bühnejasje de wereld soppend in mijn schoenen staat.

En zie nu toch eens het naderend einde aan mij:

gemengde techniek

vloerbedekking bijt rug in houtvloer / geen lijst maakt willekeurig
welk schilderij tot zware steen / of zeven zeeën scheve schaats

Werkelijk, ik vind mijzelf zo op en naar het eind prachtig.
Al zal ik op de Bühne wellicht niet zo tot mijn makers recht
komen vrees ik vol vrees. Nu ja en in ieder geval of ook wel
met andere woorden gesproken, ik ben nu van mezelf door
mezelf overtuigd een gedicht te zijn heel wel passend geloof
ik in het net nog huidige postmoderne, al heb ik als vers
gedicht gedicht geen idee wat dat dan precies mag zijn of
wat het inhoudelijk voorstelt. Vraag dat maar mijn maker.
Wel hoop ik niet bij dit voorgaande alles dat ik al té de heus
goedwillende Bühnespringers daarmee om het zo gevoelige
nekje slaak, want ook confectie, ach, het zit wel lekker even,
maar potverdomme alsook heel erg heel te helaas, ‘t slijt zo
snel. Er zouden eigenlijk wat meer exquise smokingzakjes
aan die confectiejasjes genaaid mogen zijn, zakjes die nog
wat node in de herinnering willen blijven steken en zodoende
deze jasjes af en toe uit de stoffige vergeetkast veroorzaken
te halen tegen de al genoemde directe slijtage tot afdank.

Zakjes bijvoorbeeld zoals gebreid aan mijn einde:

drijf kusjes
daarom
naar de fee

zoen desnoods een blokje om

Ja, dat is wellicht een of misschien wel dé oplossing: con-
fectie met smokingzakken. Ik ga het mijn maker in ieder
geval wel even in de kontzak tetteren opdat ik eindelijk
weer eens wat makkelijker iets van mezelf ga begrijpen,
mezelf eindelijk weer eens echt een rechtgeaard gedicht
zal durven voelen.

De paden op de lanen…

Vandaag maar weer eens de vlucht uit het stenen woud nemen
naar het Staalduinse Bos: een lapje groeigroen aan de Waterweg
dat de naam Bos nauwelijks mag beleven in de benauwing van
de paar vierkante kilometer die het krampachtig beslaat met
hoog groen en een aantal heel stevige druppels schuilbeton.
Druppels door onze Oosterburen daar blakend neergelegd op
een moment van nog hevig blij gelovend in het duizendjarige
rijk. Nu huizen er vleermuizen tussen de metersdikke beton-
wanden. En zeer tevreden gezien de almaar uitdijende fladder-
populatie naar een wellicht toch nog duizendjarig rijk. Al is het
dan veelal een rijk te beleven in ‘t donker van een helderblind
radarzicht.

Maar hoe mooi en zwartspannend ook, daar gaat het niet echt
om bij mijn wilvluchtuitje uit het steenwoud, want geschiedenis
is geschiedenis en als zodanig geen werkelijk beeld meer van
de destijdse werkelijkheid dus waarom zo’n fakeplaatje almaar
opnieuw beleven? Nee, waar het mij om is te doen in het krapje
Bos is van een geheel andere orde. Namelijk de orde van een
gecomprimeerd stilbeleven van de flora en fauna van dat Bos
in een gebouwtje liggend MIDDEN in dat zelfde Bos.

Ja wis en waarachtig, krachtdanig LIGGEND in datzelfde Bos!

Niks amechtig gestruikeldwaal tussen de bomen om een vluchtige
graagglimp op te vangen van een van de faunatypetjes daar nog
lamlendig rondhuppelend met de veren heerlijk krampend van
giftige Botlekluchtjes zo lustig door bovenmenselijk hoge pijpen
uitgepuft in de hogere luchtlagen als was het ZUURstof ter zalving
van de hemelse luchtwegen waarop een nogal zware wissel wordt
getrokken tijdens de klapwiekvluchten van deze faunatypjes. Nee,
lekker in een kant en klaar gebouwtje ronddwalen, dat is het ware.
Daar de weliswaar bewegingloze, maar wel gezonde, gifvrije typjes
bekijken. Dat is pas dé hemelbeleving zeven mijlen boven de al
voornoemde Botlekpijpen uitgaand. Daar kan ik de vlaamsegaai
in al zijn gekleurdheid zien zonder dat het beest al te irritant rond-
scheert tussen de bomen. Of de ransuil op het gemak in de aan-
gesmeerde wijze ogen kijken zonder dat die kijkers almaar toe-
geknepen worden. Om van de vlindersoorten maar te zwijgen die
er fladderloos aan dode takjes zijn geprikt als zitten ze speciaal
voor de bezoeker heel mooi een wijle stil. Ja werkelijk, ik ben er
gek op en ik lust zoals gezegd buitengewoon graag wel een stevig
maaltje natuurpap van zo’n omgeveerde wereld waarin alles ge-
maakt is tot realistisch kijkplaatje zo fijntjes binnen te beleven
zonder lastige zweetdruppels in de vrijetijdskleding te voelen
lopen van ‘n ondoenlijke buitenwandel waarbij een bijkomende
vermoeidheid op den duur de blik vertroebelt zodat men de echte
natuur als het ware heel niet meer werkelijk kan bewonderen zoals
deze natuur werkelijk is.

Aaaaaaah, het wordt vast een heerlijke dag!

Daarom maar even:

Weelvlakte


tuin, o frisbak der natuur
beschaafd tot in ‘t kleine uur
de zoete reuk zo lekker luur

uw weel is waas van pijpernij
de kots bereikt somtijds de dij
als was het fluim ofwel ook prei

tuin, o frisbak der natuur
begaafd aan hop en tureluur
blad en steel een geile kuur

uw perkjes vol met stronkelklei
ter zool een lekker lonkgerei
naar huppelstap en extra glij

tuin, o frisbak der natuur
een wak te doen als een fractuur
in weer zo wollig heerlijk puur

uw groen als toffe hiphoppij
van knuffelsap en kluit vol blij
naar hippe aangehopte razernij

tuin, o frisbak der natuur
geen grapje vet geen overstuur
maar begeerlijk in je gniffelduur

Gevonden: bermkunst (met een grote B)

Schiedam6aug06ap806028
Bloemenvrouwtje

Foto:SAGE

Trottoirs zijn a.h.w. de bermen van de stad.
95 %? van de tijd dat men in een stad loopt
maakt men er verplicht gebruik van. Belang-
rijk en bepalend voor onze gang zijn ze dus,
die gebaande tegelpaden.

Wij, SAGE, vinden er nogal eens weggegooide,
weggewaaide dingen die zich, onbedoeld uiter-
aard, een ons bekende, maar wel een eigen-
gemaakte beeldtaal hebben aangemeten.

Zo ook hierboven ‘t piepkleine stukje papier
dat zich vertoonde aan ons als het onder de
foto al genoemde bloemenvrouwtje. Echter, is
men of de mogelijk bijgaande partner in een
ietwat kwaadaardiger bui dan wij waren op het
moment van kieken zal het deze personen be-
paald zeker en graag een groen toetgeslagen
heks met de overbekende h-bezem willen toe-
schijnen. Nu ja, ieder zijn kiek, kliek of epiek.

(klik op afbeelding voor vergroting)

woensdag 28 november 2012

Poëzieplein gedicht

Het Poëziepleingedicht van de maand augustus is het gedicht

Liefde


van de hand van Gerrit Komrij (met dank aan uitgever) uit
“Alle gedichten tot gisteren”, Uitgeverij De Bezige Bij, 2004.
Dit gedicht is gekozen in het kader van de tentoonstelling
Niet Netjes. Een tentoonstelling die al een reeks van jaren
in Schiedam georganiseerd wordt door de beeldend kunst-
enaar Jacques Tange (in 2005 verkozen tot kunstenaar van
het jaar).

De afbeelding achter het gedicht op de poster hieronder is
van Jacques Tange – Behind the fence – pastel op keramiek.

Deze poster is op verschillende locaties (boekhandels, Rabo-
bankvestigingen, bibliotheken, stadswinkel, ‘t Spul) in Schie-
dam te zien.
Klein_aug_06_4

Gerrit Komrij – Jacques Tange


Bezorgd en georganiseerd door SAGE

Augustus 2006

Theo Gootjes

240806

(…) of, zijn wereld in tekeningen.


Een grote keukentafel
Bedolven onder keukentafelzeil
Vier stoelen
Waarvan één bezet
Door een slanke man
Meestal in het zwart gekleed (zeker in ‘t buiten)
En met flinke krulwijduitstaande grijze haardos a la …

Tekenbenodigdheden / Stapels tekeningen
Op die voor de rest lege tafel in de keuken
Met uitzicht op een flinke tuin
Gelegen aan een huis vol kunst en vrouw en kat

Maar vooral die stapels en stapels tekeningen

Zo troffen wij, SAGE, meestal de politiek tekenaar Teo Gootjes
aan als we hem weer eens gingen bezoeken om bijvoorbeeld
iets te bespreken over een door ons georganiseerde tentoon-
stelling van zijn werk of ook wel met de vraag of hij met een
tekening voor een poster van een of andere culturele manifes-
tatie een bijdrage wilde leveren of wilde meedoen middels een
kunstwerk aan een van de door ons georganiseerde kunstzin-
nige uitingen van het zo ‘hele erge helse’ leven waarin het ge-
beuren gebeurt op een manier die op zijn minst enige kunst-
opschoning behoeft.

Vol verhalen altijd, deze tekenaar. Over de nog te voltooien
tekening bijvoorbeeld die voor hem op tafel lag, of vrolijke
vertelsels over de redactie bij de kranten waarvoor hij werkte,
over de actuele politieke situatie zo belangrijk voor z’n poli-
tieke tekeningen, over kunst, over mensen, over… Kortom,
een zee van vertelsels stroomde veelal over de tafel, alsof
er buiten zijn al zo scherpe politieke tekenpen er ook nog
eens, als extra uitlaatklep, met een precieze vloed van woor-
den de wereld moest worden getekend om de dolheid van het
bestaan toch maar vooral vorm te geven.

Wij gingen en gaan er graag naar toe, naar die tafel.

Om de koffie, om de tekeningen, om de sfeer, om…

Grote vensters zouden erover nog kunnen volgeschreven.
Veel beter en aangenamer is het om hier te gaan kijken.
(Klik op tekening)

Fort Knox?

Wat een mens in zachte geest op z’n minst mag ver-
onderstellen is dat een gemeentebestuur van dorp of
stad er in principe is om zich in de meeste gevallen
gedienstig op te stellen ten behoeve van de inwoners
om de zaken aangaande leven en dood voor betreffende
inwoners zo’n beetje kabbelend tot een goed einde
te brengen via een algemeen aangenaam te beleven
beleid, uitgestippeld door datzelfde bestuur. Niks
mis mee en iedereen tevreden zo was mijn tot dan
toe gedachte in een, toegegeven, door eigen toedoen
niet altijd even kabbelend bestaan

Een tijdje geleden echter mocht ik mij, ter extra onder-
bouwing van een bezwaarschrift tegen een dalduikelend
gebeuren, begeven naar een bijna nieuw onderkomen in
het plaatsje S waarin het hele stadsbestuur zich ogen-
schijnlijk rijkelijk comfortabel heeft genesteld, want als
een hoog en teveel aan lucht wegkapend bouwwerk
zo kon met nauwelijks ingespannen blik al direct het
onderkomen worden bestempeld. Voor de gigantische
hoofdgevel zijn een aantal enorm lange, tot protserig-
heid neigende witte pilaren geplaatst waartegen ter af-
making van het geheel zich in strenge opdracht een
heel groot leeg plein heeft neergelegd. Werkelijk tot
in de puntjes prangt het gebouw zich in de ruimte aan
dat te grote en te lege plein als is het om de verlaten-
heid te benadrukken die beslist onder beide armen mee-
genomen dient te worden bij het betreden van dit flukse
ambtenarenpaleis met opzichtig tikje grootheidswaan in
de gevelgenen. Althans, dat gevoel besprong mij bij het
betreden van de stenen trap die zich passend ferm naar
de voordeur stak. Ene Appie Werpstok zou er grif voor
getekend hebben had hij zich naoorlogs nog wat voor-
oorlogs kunnen uitleven in de grootbouw zo straalde het
pand mij bijna onbeschaamd toe.

Binnen was het niet anders.

Plafonds zo hoog dat ze in het heelal lijken te verdwijnen.
Sommige deuren dik en zo groot dat ze vreemd genoeg
aan te knerpende toegangskaken van diep in de aarde
kwijnende kerkers doen denken. Gangen breed als zijn
het zalen. Lampen hemels als… Nu ja en kortom, de bin-
nenkant is ongeëvenaard dwingend in harmonie getrouwd
met de buitenkant zo was de verpletterende ervaring bij
binnenkomst.

En p-bewakers, die waren er ook.

Achter een halfronde bulkbalie, daar zitten ze, de p-mensen.
Een balie ook die elke voorzichtig opkomende recalcitrant-
gedachte al bij voorbaat de kop indrukt. En mocht er onver-
hoopt toch nog een restje… Dan kraken de vleesdeuren zo
sportschoolbreed dat er een braaf burgerschap direct terug in
de houding springt tussen lijflijk verpakte ribben die al ineen
waren gekrompen van de ervaring zoveel grootsheid te zijn
binnengestapt.

Echter, er was meer.

Ondanks de oproep van de toetsheren om voor die toetsheren
te verschijnen is het de opgeroepene namelijk niet gegeven
zomaar even vrijelijk door het gebouw te dwalen op zoek naar
de kamer der hooggeplaatsten waar het voor mij nogal belang-
rijke oordeel zal worden geveld. Iedere tegen te komen deur
moet met een door genoemde sportlijven geleverd pasje ge-
opend worden om de zo waarlijk eigentijdse Droomduik van be-
stuursdom ook maar verder te mogen betreden.

Zeven zijn het er!

Braaf van de voorgaande balie-overweldiging achter de pas aan-
schuifelend nam ik ze, de deuren. Om vervolgens mijn bezwaar-
schrift tegen de al eerder vermelde diepdaling in niet minder
dan tien minuten te zien verschrompelen naar niets onder de
handen van de zeer aanwezig zijnde potentaterende toetsheren.
En dat uiteraard in een kamer lekker helemaal opgewarmd naar
zeer indrukwekkend heus wel mooi. Ja, rap klaar waren ze, de
heren, met hun toetsje op mijn bezwaar. En ook mocht ik erg te-
vreden zijn, aldus de zo uitverkoren kamerkoningen met toefjes
hogevluchtlucht in de pronkborstjes onder unipak.

Een leeg plein beschoend, opgeslokt door een gebouw met spier-
alures, een flink aantal deuren ontsleuteld en wonderbaarlijk snel
weer bij de bulkbalie met lege handen, dat was het resultaat van
mijn bezwaarinitiatief. Precies 25 minuten had het geduurd die he-
le sessie, 10 minuten onderhoud en een kwartier voor in en uit.

Het pasje heb ik, ondanks de zeer nadrukkelijke eis tot inleveren,
zo sommerend gekomen uit de bewaakpakken, in protest gehou-
den bij het verlaten van ‘t gebouw. Wel danig brandend in mijn jas-
zak hing het, de stoffen ruimte van de zak vullend als beleefde het
opnieuw het net betreden bewaakte té onderkomen van het stads-
bestuur.

Een zee van plein trad mij een ogenblik later voor de tweede maal
leeg tegemoet, de siddering uit mijn lijf vangend als was het de prijs
voor een toch nog bijzondere overwinning, het bewijs ervan brandend
in mijn jaszak.

De zon schraapt onverschillig grasgroen bloot

mevrouw
meneer
meneer
mevrouw

het zijn trala nog lang niet dood
niet even soms / maar steeds
in tuinen vogeldwalen slijt gelopen

/ restjes
/ sperma
/ nog
/ van
/ overkomen

spagaat van bloemen broodjes zoet aan mosterd wijken mocht de kamer niet

doos vol afgehouden woorden
het vette welkom op de mat
wat dikke stoelen om te scoren

de zon per draadje aan het dak

Bedreven draf

de deurbel
plofte ooit in het zand
naast uitgespookte oorbellen

de poedel
met voorspel aan stoma
stuikte zijn staart
ligt in het berghok
voor een drama van groot naar koud
toch onweersproken om de vis
aan tafel gegaan
de sigaretten bijgesloten

want ogen
slimme camera's

ze liepen te hoog op maar
 keken ongelukken door het lint
om smalle nagels in verworven niet

warme sloffen nu

Zen-tijd voor politieke partijen

Een polikwiek sprookje

Er was eens et et et et cetera

Goed, een Rietje dus die LoucheWiesje leerde lopen
naar de Verre donkere levenzzzzzzLaan* waarop van
het machtige CDAardig ook gezellie en in heil’ge vreugd
dat LPFfeheusnogwel een laatste deuntje mee te bla-
zen mocht onder luid gejuichel van ‘t ChristenUiltje dat
dus eindelijk eens lekker puh uit zijn al te lange loze
droompje ontsnappen ging om, ja wis en hel zo zijn nu
eenmaal sprookjes, gezaligd tot stevig allen tezamen
heusus even lang en levensvatbaar alsook heel gelukkig
een geheel en daarom extra grrrappig eigen sigaartje uit
het danig door iedereen geroemde VVDoosje verdiend te
gaan uitdelen aan het volk zo aan ‘t einde van de fijne
samenloop over het dan hopelijk niet meer zo Verre don-
kere laantje waar, volgens voornoemde sprookspelers,
toch heus en heel echt alles erg fout dreigde te gaan
in het verleden.

Maar…

Tot ze dus nog even heel lang en gelukkig voortleven in
het rauwe bestaan van dit sprookje dat, zo bleek snel al
op een stevig uit de lucht gevallen loucheviesvalsstreep,
ternauwernood toch nog aan een goed en heel gelukkig
einde zal mogen gaan komen.

En nu oogjes toe lieve kiezertjes want
aan open oogjes zal de slaap niet vatten.

*Een vorige Zen-tijd sprak reeds van: D6&Zezigzagzigzagzigagzigzzzzzzzzzz…

Gevonden in de wereld

(Ontroerende ‘readymade’ a la Duchamp)

Geachte gasten,

De situatie op ‘t R……..s is ingrijpend veranderd,
nadat mijn man H… is overleden. Voor een deel wil
ik nog wat doorgaan.

Ik kan niet altijd aanwezig zijn, maar U mag gaan
staan op de camping. Met een caravan in eerste
instantie op het achterste weitje, zodanig dat er 5
caravans kunnen staan. Het voorste weitje is in
principe voor tenten, maar als het drukker is maak
ik wel eens een uitzondering. Hier is geen
stroomaansluiting. Als ik langere tijd weg ben, zorg
ik voor vervanging in mijn huis of door de
achterburen. Zij komen dan s’avonds even kijken of
er nieuwe mensen zijn en rekenen met u af.
Er wordt een schoonmaakhulp gebeld voor de
wasgelegenheid. Ik zou het prettig vinden, als u
samen ook wat extra zorg wilt dragen hiervoor,
door b.v. goed droog te trekken en een doekje over
het aanrecht en de wastafels te halen. Ik zorg dat er
schoonmaakmiddelen en doekjes/dweilen aanwezig
zijn.

Zo kan ik er hopelijk nog een paar jaar mee door
gaan en U mee laten genieten van deze prachtige
plek. Hartelijk dank voor uw medewerking.
……... ……

Poëzieplein gedicht van de maand juli 2006


“mogen de moeten van monsters”

van Jet Crielaard is het poëzieplein gedicht van de maand juli 2006.

Hiermee sluiten we aan bij de tentoonstelling Poëzie voor boven de bank – zie onderstaand bericht van 2 juni – die in de maanden juli en augustus op verschillende locaties in Schiedam te zien is.
Klein_juli_06_copy_4
klik op afbeelding voor vergroting

Nog meer Poëzie in Schiedam

POËZIE VOOR BOVEN DE BANK


Juli/augustus
in Schiedam
Opening 13 juli 2006 om 19.30 uur
in Bibliotheek Stadserf, Stadserf 1
De openingshandeling zal verricht worden door
Karin Visser, directeur bibliotheek Waterweg.
Daarna voordrachten door ongeveer de helft van
de deelnemende dichters.

Presentatie: Jet Crielaard.

Uiteraard bent u van harte welkom!


De tentoonstelling is te zien tot 30 augustus 2006
Adres: Bibliotheek Stadserf, Stadserf 1, Schiedam

Deelnemende dichters zie: POËZIE VOOR BOVEN DE BANK
Poëzie voor boven de bank is de titel van de expositie die in juli 2005 geopend werd in galerie Joghem te Amsterdam. De expositie van handgeschreven poëzie op behang door 32 dichters, reisde voor een tweede ronde naar Crossing Border te Den Haag en voor een derde ronde naar de bibliotheek te Groningen. De vierde stad die de expositie zal behangen is Schiedam waar een jaar na de start de gedichten te zien zullen zijn in Bibliotheek Waterweg, Bibliotheek Noord en de plaatselijke boekhandels.

De dichters die toezegden de avond van de opening op te treden zijn:
Jet Crielaard / Rick van Boekel / Adriaan Bontebal


juni 2006

Variatie

“wat u wil dat u geschiedt, doe dat vooral een ander niet”

rechten: Werner Spaland

Gedicht Mark Boog eerste op Poëzieplein Schiedam

‘Nieuw’ * in Schiedam:

-Poëzieplein


-Poëzieplein gedicht van de maand


Meer weten?

Zie voor alle info nieuwe site Poëzieplein

* Over ‘t oude plein en geschiedenis hier

16 mei 2006

Ps: Een bespreking van “De encyclopedie van de grote woorden” door Maria Barnas.

Gedicht!

Cijfersonnetje
55678 – 39 – 33
56789 – 38 – 34
56789 – 38 – 34
55678 – 39 – 33

32345 – 56 – 50
54567 – 57 – 55
54567 – 57 – 55
32345 – 56 – 50

67890 – 35 – 91
17432 – 98 – 43
67890 – 35 – 91

17432 – 98 – 43
str————pje

Saldo -- la -- la

Leukeminpluscommentaartjes op dit nu iets vernieuwde gedicht.

Zaterdagavondmeemaak (of ook wel ruis)

Presentatie Windroosreeks

Plaats van handeling, Den Haag.

Opening:

(…)

Bart Chabot die op de hem alom bekende altijd maar weer
dezelfde kirbotjeswijze zich dit keer warrig lulde naar de
dood aan alle criticasters, uitgezonderd een die gelieerd is
aan de Windroos, daarbij in alle koddigheid niet vergetend
dat al (Erwin V bijvoorbeeld en ook mister C himself) wat
uit Den haag komt vooral heel veel top is zal wil moet zijn.
Toen waren er vier dichters die ook nog wat deden op het
podium, te weten: ?, ?, Bies van Ede en Erwin Vogelenzang.
Daarna het signeren door de dichters van de boekjes waaruit
voorgelezen was. Soms, heel soms heel best wel veel werden
er presentatie-exemplaren weggegeven. Zeker door vooral
Vogelenzang aan vooral voormalige schrijfnetters en na veel
aarzeling van eigenlijk niet willen of gewoon even laten voelen
ook een aan mij met daarbij de verzekering toch vooral ‘t boeks-
ke niet te lezen maar ergens achterin de zomaar aan mij toege-
schreven boekenkast te flikkeren. Werkelijk ‘n scheetje, die
Erwin, alleen, hij solmöchte nicht so …. en al wel heel niet voor
mijn mening.

Lekkere hapjes!

(door vriendin Erwin gemaakt zo heb ik me laten aanfluisteren)!

En drank!

Wellicht mocht ik daarom een flinke wijle later meemaken hoe
de al halve Belg Risee de heer van Zuiden om de hals viel met
de uit de mond van deze Risee bijna grondlikhangendetongmede-
deling dat hij, Risee, hem, van Zuiden, wel mocht na de zo vrolijk
verlopen vorige keer in Helmers (als ik het allemaal wel heb opge-
vangen) waar Henkje nogal veel had gedronken en waarvan de
heer Risee zo’n warm gevoel had overgehouden voor deez Henk.
Ach ja, alles kan ver… zo wist ik mee te maken op deze avond.
Zo ook was er ene Catharina Blaauwendraad die vaak heel veel
iemand aanklampte en waarvoor in een groepje danig uit haar
zicht werd afgesproken per toerbeurt degene te verlossen die zo
te ellenlang werd aangeklampt. Het lukte niet aldoor zo mocht ik
meebeleven. Catharina te ervaren in ‘t oeverklampen wellicht?
En toen mochten we gaan! Naar een café uiteraard! Ja zeg de reeks
moest natuurlijk, onder leiding van bovengenoemde RiseeHenk, wel
even in- en uitgezopen worden. Eerste café, niks! Tweede café, live
muziek, zoveel dat er geen woord meer te verstaan was. Wij, SAGE,
dropen uiteindelijk heel bescheiden dus veel te weinig heel live af.
En zo kwam ook deze pr-avond weer aan een al zoveel malen mee-
gemaakt eindje.

Of nee, net voor de uitloop van het presentatiegebouw mocht ik ook
nog meebeleven dat Pom (dichter uit een eerdere Windroosreeks)
aan Risee vroeg één gedicht uit de bundel van Bies van Ede te ver-
minken, Risee kraste eerst een kruis door een vers, maar dat was
Pom niet genoeg waarna Risee de pen zo stevig heen en weer ramde
over het papier dat het betreffende gedicht in tweeën gesplitst werd
tot onleesbaar. Nuchter moet ik toegeven dat het mij een genoegen
was dit te mogen aanschouwen, niet om BievEd want dat is gewoon-
weg een lieverd met z’n wel vijftig (naar eigen zeggen) geschreven
kinderboeken waarnaar ik, nogmaals toegegeven, naarstig heb lopen
zoeken in allerlei boekenzaken door heel Nederland als ik daar ter
plaatse moest zijn. Echter nooit heb ik een exemplaar mogen aan-
schouwen, wat heus kan betekenen dat z’n uitgekomen k-boekjes
direct en totaal uitverkocht waren op de dag van verschijnen.
Overigens, het bundelkrassen maakte de H-omhelzende Risee uit-
eindelijk toch weer wat meer acceptabel, als rukte hij ermee de om-
helzing terug van Henkies redactiehalsje.

Goed, ter goede afsluiting:

Dichter, je zal het vooral altijd maar mogen zijn.

8 Reacties

Het steeg in de Steeg

D’r was poëzie, poëzie, poëzie, poëzie en d’r was muziek.
En daar beginnen we vooral even mee, met die muziek!
Want wat er die middag (zeker naar het eind toe) op het
kleine podium van de Steeg gebeurde was zoiets als de
hele hel die naar de hemel gespeeld leek te worden. De
vier bandleden van de jazzformatie “Rock de Steeg” (een
gelegenheidsformatie) gingen met zulk een enthousiasme
van leer op hun muziekinstrumenten als leken ze voor een
zaal met een paar duizend man te spelen terwijl er in wer-
kelijkheid niet meer dan een (grof geschat) schamele dertig
man aanwezig was om deze somtijds naar de hemel gespeel-
de fijnhel hup zomaar even gewoon en gratis tot zich te
nemen. Vooral de saxofonist Boris van der Lek en gitarist
Egon Ver- hoeven tilden elkaar als het ware op naar aan-
genaam groeiende jazzmuziekhoogten waarbij de bassist,
maar zeker ook de drummer het beste beentje voor moesten
spelen om de boel van Van der Lek en Verhoeven nog enigs-
zins bij te mogen benen. Ach, soms is het er, dat heerlijke
beetje extra in de muziek. Welnu, deze middag gebeurde
het! Zo’n dertig man/vrouw kreeg gratis zulk een pijpke
jazzmuziek over zich heen gestort dat het de muren van
de Steeg nog wel een verbaasd wijlchen na zal laten trillen
zo wil ik me heel graag nog een tijdje denken.

En toen was er tussendoor ook nog poëzie.

Bas Belleman en Jan-Willem Anker lazen hun versjes voor of
ze vooral rustig, zacht en verfijnd over het publiek gesmeerd
dienden te worden. Een beschaafd optreden, zeker. De vers-
jes rolden keurig over hun lippen, versjes overigens die zeer
de moeite waard willen zijn (zeker gezien een aantal bespre-
kingen van hun bundels in literatuurland), maar dan wel met
de bundel in de hand erbij om de fleurkrenten er geheel uit te
kunnen pik- ken. Op het podium doen deze versjes het, zoals
gezegd, zeker niet onaardig, maar wat mij betreft willen ze
vooral ooglekker van het bundelpapier geslobberd worden zo
naast of na het wat beschaafde podiumgebeuren.

En toen was er Droog en dus nog meer p-p-p-p-poëzie.

Nerveus tussen microfoon en een tafeltje, waarop wat van zijn
bundels lagen, stoof deze dichter heen en weer als wilde hij het
publiek er welhaast van overtuigen dat het hier met ene aan Si-
mon Vinkenoog gelijkende dichter te maken had, maar dan wel
een Vinkenoog alreeds een te lange tijd verstoken van de ge-
bruikelijke hallucipufjes die zo vanzelfsprekend gelieerd worden
aan de nu al tot op hoge leeftijd altijd maar doorrazende Simon.
Soms was er heus tijd voor een diggie. Ratelend, gehaast, waar
nodig met wat decibelhalen zo overkwam het publiek de heer Dr-
oog uiteindelijk. Oerend haaks op Belleman en Anker staand ook,
deze Droog met z’n optreden. En ik moet eerlijk bekennen, ik weet
nog steeds niet of ik hem goed vond. Leukjes wel, ja dat zeker wel.
Hilarisch werd het zelfs toen Droog een diggie (welke? geen idee
meer) wilde voorlezen bij het geluid van wat Vlaardingse kerkklok-
ken die hij had horen luiden toen hij buiten voor het café op het
terrasje zat, maar die hij nu niet meer hoorde zo op het podium
staand. Het publiek hoorde wel! Wat Belleman ‘t plaagstootje ont-
lokte van een Droog die al oud werd en daardoor wellicht ook doof.

Eh… Dolle pret, zullen we maar zeggen.

En toen waren er plots sandalen op het podium, sandalen met daarin
(help!) voeten gehuld in geitenwollen sokken waarbij als extraatje wil
gemeld dat de aanknallende zomer toch alom flink zijn best deed warm-
ploertig over te komen deze dag. Maar goed; bijkwansel, want poëti-
sche bewegingen, daar ging het na de muziek allemaal om dus wil ik
me ter wiederguttmachsmering graag aansluiten bij Eva Cox die (vrij
vertaald) zei dat het Fries schone klanken voortbrengt mits op de juis-
te wijze gelegd in poëzie. Overigens zei ze dit op de verjaardag van
Olaf Risee een tijdje geleden waar, op uitnodiging van Xavier Roelens,
Tjead Bruinja en Daniël Dee huiskamerlijk alsook broederlijk naast el-
kaar optraden als poëtisch kado voor Risees geboortedag. Een dag
ook, heel ‘lieflijk’ (ik heb Risee zien rondrennen in hazenpak) georga-
niseerd door “De Vrouw” genaamd: Tine Moniek.

Maar terug nu, terug naar de met geitenwollensokken gevulde san
dalen waarin de dichter Cornelis van der Wal zich tijdens het oplaten
van zijn gedichten, toegegeven, met mate over het podium bewoog.
Warm, warm kreeg ik het ervan, zowel van de diggies als van… Maar,
zoals gezegd, het Fries klonk mooi. Zo ook even later uit de mond
van Tsead Bruinja die zich ook voor deze dag de wangen maar weer
(bij Risee thuis blonken ze ook al zo) eens boerenbontrood had ge-
kleurd, een kleur die hem zo jongensachtig maakt dat je vanzelf op-
schrikt van zijn verzen, want onverwacht natuurlijk alsook volwassen
door hem over het voetlicht van het podium gebracht. En ach, was het
een slam geweest; Tjead had ik dan heel wel uitgeroepen tot overall-
winnaar van het hele deez middagse stel. Gelukkig, geen slam, maar
heus een heel wel geslaagde muziekale versmiddag al met al onder
‘t somtijds zo te warme zonneke.

En toen: The end!

Zoals gezegd wervelend uitgeluid door de band.
6
mei 2006

2 Reacties

Poëtische tentoonstellingsguerrilla Boijmans

De ingreep: een poëtische guerrilla

Ondanks dat gisteren de zon de hele dag zo’n beetje z’n best had gedaan het leven wat luchtlichtiger te maken, werd tegen de tijd dat wij, SAGE, naar Boijmans togen de lucht boven de skyline van Rotterdam op zulk een somber grijs gepeperd dat, wil men per se de mystiek een ietwat binnenhalen in het aardbolse bombastgebeuren, dit grijs wel heel door duistere krachten bewerkstelligd leek te willen zijn om als broodnodige omlijsting te dienen voor de tentoonstelling DARK, toch zeker dé reden waarvoor we op weg waren gegaan. Net voor we het museum binnenstapten begon het ter turbo opmaat ook nog eens graag toepasselijk te regenen. Goed, aan het weer zal het slagen ervan zeker niet liggen zo mochten we proefondervindelijk beleven aan deze plotse grijsnatte natuuruitingen.

Ofwel: perfecte sfeer voor een avondje guerrilla in the DARK?

De folder over die avond belooft: In het schemer van 11 april vindt er een ‘poëtische tentoonstellingsguerrilla’ plaats die zal leiden tot een aantal gedichten, een debat en essays die worden samengebracht in een schaduwcatalogus. De deelnemende dichters zijn: Menno Wigman, F. Starik, Alfred Schaffer en Astrid Lampe. Zij zullen een ‘poetische guerrilla’ uitvoeren die zowel in de tentoonstelling als in het museumrestaurant zal plaats vinden.

Toen iedereen zo’n beetje eindelijk binnengedruppeld was (het eerste publiek bestond voor een angstig lange tijd alleen uit Benne van de Velde plus vriendin, ons en een oudere dame) werd er dan toch bijna een half uur later begonnen. Astrid Lampe mocht de spits afbijten. Naast een enorme zwarte gorilla die in een spiegel kijkt (een werk van Angus Fairhurst) bracht ze het gedicht ” My Dark Barks ” dat sterk geënt is op de folder van de tentoonstelling, ik citeer:

Dear santaclaus,
de schreeuw van munch zie folder


dear santaclaus,

ik koos mijn aap zwartnacht at least de kans weer schoon, lelijk te struikelen over
het anaalplugje van mozart ipv over de dikke tui van lui verknoopt ja wat?

Ik koos mijn aap zwartnacht
de schreeuw van munch zie folder

Een mooi beeld, de fréle Lampe zo naast de levensgrote gitzwarte gorilla. Het knelde prachtig dat samengaan van oerkracht en verfijning (ook in het gedicht, waarin al ietwat kritische geluiden over het niet helemaal kloppen van het bindende thema van de tentoonstelling met de afzonderlijke werken, knelde het).

In een andere zaal mocht F. Starik zijn guerrillastrijd aangaan met een installatie van Mark bijl die een stevig commentaar op de wereld verbeeldt; de muren zijn volgeschreven met tekst van een samenleving in een of andere bijenkorf en in het midden van de zaal is een met gaas omwikkelde installatie geplaatst waarin hierarchisch wat onderdelen en wat afbeeldingen van kopstukken uit de geschiedenis alsook uit de nu gebeurende moderne tijd. Het geheel heeft de bedoeling een kritisch beeld te geven van de huidige DARK?tijd. Starik leek op deze avond, wat ons, SAGE, betreft, daartussen op een ietwat buitenbeens toegepaste uiting zo weggelopen uit zijn project “Eenzame Uitvaart”; eruitziend namelijk als een wat magere op dat moment heel wel verdwaalde begraafmeneer met vilein verborgen dolkomische kanten onder het nu wat uit de toon vallende kerkkleedzwartpakje waarvan de broek te korterig verlanghapte naar de door de mode voorgeschreven langpuntige en dus uiterst correcte maar voor een begravenis misplaatste schoenen. Welnu, deze Starik ging de poëtische strijd met Bijls installatie aan middels het gedicht “Tuinman” uit de bundel “Simpele ziel” 2002 waarbij hij het publiek verzocht voor het woord tuin het woord wereld in te vullen, zodat bijvoorbeeld tuinman wereldman werd en tuin wereld (een beetje geforceerd naar de installatie toe geduwd gedicht middels deze wisseling eventuveel wellicht?):

Ik ben de tuinman,
de kapper van het gras
ik modelleer de aardse haren
met de lange snoeischaar tot een kort gewas.


Ik heb geprobeerd

het gras te maaien met de maaimachine.
Er wonen ondergrondse, illegale dieren.
Ze maken dikke zwarte bulten in het woekerende gras. (…)

Na de niet onaangenaam door ons beleefde en zoals gezegd wat theatrale Starik mocht Menno Wigman in een andere zaal zijn gedichten laten guerrillacrashen met zwarte of in ieder geval donkere foto’s van de kunstenaar DARK? Hij begon inleidend met het fotoboek “Moord in Rotterdam” waarin volgens hem vergelijkende foto’s van interieurs waren te zien die iets van een zelfde wat duistere sfeer gaven als de foto’s die in de zaal hingen als ik het allemaal nog wel heb. De guerrilla begon overigens net als bij Starik met gedichten die (in tegenstelling tot die van Astrid Lampe) niet speciaal geschreven waren (toch beloofd in folder) voor deze tentoonstelling. Eén ervan “Slechte gedachten” komt uit de bundel “Zwart als kaviaar” uit 2001, het andere “Monogram” uit de bundel “Dit is mijn dag” uit 2004. Ik citeer een stukje uit “Slechte gedachten”:

Zelfs in het licht van het begin
was het een bijbelzwarte nacht.
Twee mensen in een houten bed.
De taaie spieren van een woord
dat eeuwen eerder is gezegd.


Ik stel me voor hoe hij zijn hand

verstrooid tussen haar dijen schoof.
Zij kantelde en lachte (…)

Guerrilla? Het leek mij, ondanks de stevige woorden in het gedicht, meer een wat bezadigde poging van een ook al wat bezadigd man, zeker in vergelijking met de voorgaande Lampe en Starik. Wat dat betreft mochten de woorden uit de laatste strofe van het gedicht “Slechte gedachten” op dat moment heel wel van toepassing zijn op de dichter zelf?: Ben ik een vochtig misverstand? / Werd ik beraamd? Ik ben de uitkomst / van een enthousiaste winternacht, / de nasleep van een natte grap / die mij alsnog ontgaat.

Als laatste mocht Alfred Schaffer zijn voordracht doen in een zaal met de bewust nogal vaag (duister) geschilderde schilderijen van Avner Ben Gal. Daar waar de andere dichters nog een kleine inleiding gaven tot hun voordracht begon Schaffer direct met de twee gedichtjes op te lezen, een ervan getiteld “Weet je wie er ook dood is?”:
‘Altijd dat aanrecht. Lustig, lustig. Of ze hing uit het raam
om te roepen dat het eten klaar op tafel stond – staakt het verzet,
pas op voor hondsdolheid. Het is een tijd geleden,
het rollenspel is terug. Niet van hier, dat merkte je aan alles,
een slangetje in haar neus, in haar armen en benen,
haar anus. Babbelziek en waterig stond ze je te woord,
toen al zat de klad erin – wie is daar? Kom je juist een beetje
in de stemming, zul je zien dat je wordt opgewacht.
Ondanks het luchtalarm moest er gedanst, gedanst! Zij voorop. (…)


Zo stil als ie begonnen was zo stil eindigde Schaffer ook zijn voordracht, met een wat verlegen knikje gaf hij aan dat de voorstelling voorbij was. Sterk kreeg ik het idee dat Schaffer niet echt betrokken was bij het project, hoewel de datum onder z’n gedicht aangeeft dat het wel speciaal hiervoor lijkt geschreven. Wigman een ietwat maar Starik kon men zeker die betrokkenheid niet ontzeggen. Hoewel. Kwamen die dichters brutaal gewoonweg niet met wat oude diggies? Helemaal erg eh… Naarstig bii het thema gesprokkeld? Tenminste zo wilde het op ons, SAGE, toch wel overkomen. Diggies weliswaar met wat thematisch DARK erin, maar dan wel een DARK dat al bestond. Zodat de dichters dus in feitelijke zin de guerrilla niet werkelijk waren aangegaan met nieuwe gedichten. Toch jammer.

Daarna ging de guerrillastrijd verder in het restaurant van het museum. Starik ving aan met een essay-achtig gedicht? Bijbels eigenzinnig zo begint dit door mij nu maar even zo genoemde essaygedicht “Dark”dat een duistere gang door Rotterdam verbeeldt vervolgens een stevige? kritiek geeft op de tentoonstelling om daarna de hellevaart door Rotterdam te vervolgen:

In den beginne was er niets, zeg maar duisternis. Daarna werd het licht, en
daarom kunnen wij zien in het donker. Wat misschien beter verborgen was
gebleven. We maakten onderscheid. En er was tijd, dus leven moesten we,
leven. En geloven, ergens in – een God, de kunst, Beschaving,
de Vooruitgang, Geld desnoods. Hoge gebouwen. Verzekeringskantoren.
Onderweg naar het museum in Rotterdam kom je daarna langs de
Pauluskerk. Het is geen kerk meer, al wordt er een sterk geloof in beleden, dat
van de onttakeling, de Ondergang. Et cetera


Eindelijk dan toch nog wat echt poëtisch guerrillawerk van Starik na het kritische gedicht van Astrid Lampe eerder beleefd bij de spiegelgeile gorilla. Met een ingehouden maar toch ietwat donderende, grafredelijke sfeerstem werd het de organisatie ingepeperd dat de tentoonstelling wat Starik betreft veel te gezocht was.

Ook Menno wigman mocht nog even en las, vanwege het bij de tentoonstelling toepasselijke duister uit de negentiende eeuw (tenminste, volgens interviewer), een vertaald gedicht “De dubbele kamer” van Baudelaire voor uit de door Wigman samengestelde bundel “Wees altijd dronken” bestaande uit de ook door hem vertaalde Franse prozagedichten uit het fin de siécle.

Toen was er debat (zie korte weergave ervan verderop) Waarna Astrid Lampe en Alfred Schaffer nog een aantal gedichten voorlazen. Lampe deed er ook een paar uit haar nieuwe bundel “Spuit je ralkleur”. Overigens een prachtig bijna verstild voorlezen, dat van Lampe, zo beleefde ik het, waarbij ze de gedichten als kleine kostbaarheden leek te begeleiden door ze met tedere gebaren van haar handen naar het publiek te willen brengen, waarbij de woorden niet alleen zoals waarschijnlijk bij het schrijven maar ook net voordat ze uit haar mond gesproken kwamen werden gewogen.

En zo komen we tot slot aan de al genoemde vraaggesprekken tussen de organisator?/interviewer en drie van de dichters (Schaffer deed niet mee?) waarbij men uiteindelijk tot de conclusie kwam (vooral door Starik en Lampe stevig geformuleerd, Wigman bleef wat in het vage hierover) dat de tentoonstelling een samenraapsel was van individueel soms wel goede kunstenaars maar dat die onder de noemer van het thema niet dat geheel vormde waarmee het zo stellig gebracht werd en zodoende als nogal geforceerd bijeen gezocht leek.

En wij, SAGE (anderhalve week eerder naar deze tentoonstelling)

Kunst

15 april 2006

Detail uit installatie “…want tegels” SAGE 2006 Print op trottoirtegel

Eh...

Naar aanleiding van de oproep van de heer F. Starik om een kunstbeleven in te sturen voor zijn projectje “Kunst die mij gelukkig maakt” was ook ik zo vriendelijk (en wel zeker ook zo egopubligeil) om een stukje te schrijven en in te sturen voor dit opmerkelijke innitiatief van de al genoemde heer Starik. Echter, de link die ik er bij gaf kopte op zijn site plots iets heel anders dan in ieder geval MIJN bedoeling was toen ik het stukje instuurde. Lievig als ik veelal ben heb ik de heer Starik daar, nog altijd uitermate vriendelijk uiteraard, al een flink tijdje geleden een paar maal per e-mail op gewezen zodat hij het eventuele misverstand? rap kon veranderen.

Tot op heden…

Heus, ik begrijp dat de heer Starik heel wel wat anders…

Zoals…

Nu ja, noem maar op.

Om de heer Starik niet verder te belasten zal ik daarom op deze plaats maar even de juiste link plaatsen: ziet u dus gewoon even HIER of wellicht ook nog even HIER

De zon flonkert behoorlijk pervers vandaag

maskers bloot plots
boven iets van al schouders

van veraf nog klinken
liedjes
eens vrolijk geblazen

in de camera
het rolletje

klik klik klik

;een grote te grote reus
zittend op de rand
van de wereld

om zijn nek een bordje:

Te Koop


daaronder de kleine letters bijna onleesbaar:

Hoor me
Buig me
Ontdek de duizend dwergen in mij


maar de zon flonkert dan ook behoorlijk pervers vandaag

Kunst

Als we dan toch bezig zijn
Bew_b_pict0264
Verhaal Van Verplaatsing voor de werkkamer van minister voor vreemdelingenbeleid en intergratie?

Zeefdruk + pleisters / SAGE / 2006

Zowaar

Risee & Tine Moniek in…

DE STEEG

Zie vooral hier voor meer info. En ja, de vorige middag over Piet Paaltjens was, ik kan niet anders zeggen, een erg leuke. De Schiedamse pastoor was een behoorlijk kek gepastoord natuurtalent (kanselervaring uiteraard, maar toch). Alex Franken was een verrassing: een echt optreedbeest met lied + gitaar en vers. Zelfs Benne van de Velde werd door de pastoorseAlexsfeer opgetild naar eh… Ach vooruit; naar bovenveldelijke hoogten. De muziek paste precies in het geheel. En dit was ook gelijk de laatste recensie, anders moet ik over Risee en Tine Mo… Mooi niet natuurlijk.

 3 Reacties

Mooi wel dus

Poëzie in Rotterdam
I
nleiding:


Zondag 2 april / na! 13.00 uur / entree 2,50!!!!* / Cafë des Arts, Rotterdam / wij, SAGE, die binnenkomen / naar een tafeltje lopen waaraan Tine Moniek zit / die in een druk gesprek verwikkeld is met Peggy Verzett / een gesprek dat wordt onderbroken alleen al door onze binnenkomst / waarna Tine Moniek hübsch zegt; ha daar hebben we onze fanclub!/ Fanclub dus / wij, SAGE!

Tusseneisprong:


Welnu, bij deze zal ik aan die fanclubberigheid direct even een invullinkje gaan geven middels onderstaand nog te schrijven weergave van bovengenoemd middagje “Poëzie in Rotterdam” waarbij het geluk van een nieuwe amalgaamvulling, door een beul van een tandarts aangebracht na een lekker brokje veeldagenkiespijn, wellicht mag verbleken tot een gebeurtenis van niets zo ga ik hier graag heel wel durven beweren. Want fanclub! Wij? ^^%^^$&$%&#$!

Vervolg:


Ik, als aldus gebombardeerd lid van een fanclub, zal dan ook maar direct beginnen bij het optreden van Risee. En het moet gelijk gezegd, ondanks zijn beperkte repertoire van zo’n pak ‘m beet tien a twaalf gedichtjes (wat dat betreft heeft die bij mij soms middels z’n stukjes en reacties op de Contrabas hevige tenenkromkramp veroorzakende Chrétien Breukers wel een beetje gelijk met de uitspraak dat Risee eens wat meer aan de dicht moet) wist hij, Risee, verdomme ook dit keer met zijn optreden van de eerste tot de laatste seconde zich als een echt podiumbeest te gedragen en wel tot zeer boeiens toe ook al ken ik “De man met de Tuba” “Calimero Eenoog” “C.O. Jellema” etcetera nu zo langzamerhand al wel helemaal heel erg te erg bijna uit het hoofd. Toch, en nogmaals ondanks het bezwaar van al genoemd beperkt repertoire, werden Hagar Peeters en Peggy Verzett, die het geluk hadden in het voorprogramma van Risee te mogen optreden, wat mij betreft geheel terecht volledig in de schaduw gesteld, of zelfs weggespeeld. Hagar Peeters viel me (veel van het kaliber “te wauw” had ik vaak al gehoord over haar optredens) een beetje tegen, zeker het lange en volgens eigen duiding politiek getinte gedicht dat ze voordroeg gaf na de tweede of derde strofe al de knikkebolbeweging aan mijn hoofd. De rest heb ik braaf over me heen laten komen, per slot was er dik betaald, ook voor dit voorprogramma. Wat me(juff)vrouw Verzett betreft zou ik in alle bescheidenheid willen zeggen dat ze eens echt in verzet zal komen tijdens haar optredens, want zoals het nu gedaan wordt verdrinken haar (goede? slechte? geen idee, geen bekendheid met haar werk) gedichten heel graag in een overwelming badje podiumsaai zonder opschrik van sprankelend water dat over de rand klotst en kletst. Nu ja en kortom; Risee was met die paar gedichtjes die hij ooit geschreven heeft toch veruit en terecht de hoofd-act van de middag wil ik hier heel heus wel betogen met dat, als ‘t dan toch moet, door Tine Moniek ons aangewreven fanclubhart. Komende zondag treden zowel Risee als Tine Moniek op in de Steeg te Vlaardingen (zie ook hier of hieronder ergens). Daar kunt u zich uiteraard een heel andere mening aanmeten, graag zelfs, anders gaat die Risee maar denken dat ie… Zie ook hier voor weer een heel ander? verslagje. *2,50! Met steun van Dienst Kunst en Cultuur, het Elise Mathildefonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds? Godver en meer zeg, als ze die dichters zo graag willen laten optreden, dan toch zeker… 2,50 &*$^**$!!!!

Verwarmingsbuizen door het hele huis


(schepper mag ik over varen, ja of nee
of moet ik dan weer tol betalen, ja of…)


in kuilogen ticjes, zuchtjes

geruchten

tobben tussen vreemde dingen
en vroeger kwam de SRV-man altijd langs

de beste bril ligt thuis

op de zolder kledingstukken in elkaar gehaakt
met oude mouwen
langs daar en daar
waar het verhaal wat meer mag zijn

lamplicht
dat met bakken valt

en kwistig knuffels gooien
onder beuken in de tuin
voor een paar velden niemandsland

vanaf een stoffig weiland kijken
hoe
meeuwen in het mandje van een luchtballon

hardop vliegen zeggen tegen een steen
om het wonder
onderweg wat uit de armen verloren

De Steeg (09-04-2006)

Schiedam Vlaardingen; wel 25 minuten fietsen.

(vriendin S had auto mee om naar haar werk in het de dag ervoor door Beatrix heropende, volledig verbouwde S-damse museum te komen).

Fietsen dus.

Lekker zonnetje, koude koude koude wind!

But who cares?

Ik ging há wel effe naar de poëten!

Verwachte er als spontaan bestempelde fanclub heel veel van, gezien mijn zo vorige ervaring hier. Druk was het. Meer publiek zelfs dan bij het optreden van Daniël Dee waar het al zoveel drukker mocht zijn dan normaal. Bij binnenkomst liep ik Sander Groen tegen het lijf; zoals altijd en eeuwig goedlachs en zeker ook al niet minder vriendelijk. “Hallo, dag, en lekker weer hé.” Ja, bibber bibber. Achterin de zaak, zo wees mij Sander, kon ik Olaf Risee en Tine Moniek vinden waarmee min of meer in het vorige hier was afgesproken om elkaar in ‘t Steegse dan maar weer te zien. Na een ook nu weer “Hallo, dag, groetzoen groetzoen en waar is Olaf? – WC” nam ik plaats aan het tafeltje waaraan in ieder geval op dat moment Tine zat. Op tijd! Rondogelen dus. Aan de andere kant van het café vingen mijn kasbollen twee in het wit en beige geklede nog heel jonge Nieuwe lente ‘engelkens’ (zo ook zei ik even later tegen Risee, die daarop antwoordde dat mannen van mijn leeftijd daarop vallen en dat het dus daar aan lag, dat ik dat zo wilde zien. Huh?!). Op hun met strakke broek omwikkelde schoten wat a-viertjes, geklemd tussen vingers. Trillend? Niet echt waar te nemen vanaf mijn zitplaats. Wat onwennig glimlachend keken ze naar… Eh… Nu ja, zo interpreteerde ik, zonder vriendin S, het mooie zaakje graag wel effe fijntjes mijn hele kant op. Werkelijk zeer lieftallig, het moet (hoe *#&^*~+&*$***&**** ook uit mijn al driftig naar tanen snellende lijf) gezegd. Als twee ietwat nerveuze heel graag willenden zo zaten de vijftien- en zestienjarige hun optreden aldus af te wachten. Risee echter mocht de spits. Hetzelfde gelazer als vorige week, dat optreden, maar dan net iets minder krachtig. Zie zo ongeveer hierover het vorige hier. Daarna kwam Lianne van Kalken, de kleinste van de zo genoemde Nieuwe lente ‘engelkens’, het podium betreden. Zo jong nog, zo, zo… Daar moest uiteraard wel veel kalverliefdedigdingetjes van komen zo was mijn verwachting. En dat gebeurde ook. Veel versjes vol van een IK en een onwillig hompje hij-vlees, een samen waartussen de (prille?) liefde vaak maar niet wilde boteren. Veel verzucht en verlangd werd er dus in de jonge leeftijdversjes. Echter en ho even niet te hard van stapel: Want 15 jaar en dan al zulk een bij tijd en wijle verrassend taalgebruik, het raakte aangenaam mijn gevoel voor lyriek, ondanks dat al genoemde kalvergedoe (zie haar site). Als ze zo doorgaat: heel ….belovend voor de toekomst wellicht. Dat geldt ook, in een ietsje pietsje mindere mate (vooralsnog wat minder origineel taalgebruik) voor het andere zo genoemde Nieuwe lente engelke Eva Faber. Ook zij… Welnu en ach alsook wel kortom, nog geen verpletterend “Een nieuwe lente een nieuw geluid” geluid, maar graag wil ik nog wel een poëbeetje van de dames horen zo af en toe in de toekomst, vooral om de nieuwsgierigheid waar het heen zal mogen gaan met die twee in poëzieland. Dit jaar staat van beide dames in ieder geval al een gedicht in de bundel ” DoeMaarDichtMaar” zo meldde de presentator Sander Groen plaatsvervangend trots. En toen was er Tine Moniek! Een ervaren theaterbeest. Zeer sprankelend zijn haar optredens veelal. Uitgekiende afwisseling van ritmes, hoge lage stem, soms een beetje zang et et cetera. De theaterervaring schuimt er doorheen en maakt het geheel meestal tot een aangenaam hoor en ook wel kijkspel. Tine Moniek en Olaf Risee op een en dezelfde middag, dat staat echt heel werkelijk te wubbel zonder overdrijven als het ware tot zullens toe garant voor een puik hoepeltoetje poëzie zo wil ik hier BESLIST NIET FANCLUBBERIG beweren.

Toen was er pauze en de Klezmarantics.

Na de pauze: Tine Moniek (zie hierboven) De lente -engeltjes (zie hierboven) en Olaf Risee die de middag mocht afsluiten met z’n gedichten, waarbij het gedicht over Kopland voor mij nieuw!!! was om te horen vanaf het podium. Overigens, als voorleesgedicht net zo aangenaam als om te lezen ( het heeft de vorm van een huis namelijk, met een lieflijk digitaal rokend schoorsteentje). Toegift: Risee nodigde zijn vriendin na z’n optreden op het podium (helaas de enige van de drie als vriendin, zo zei hij ondeugstouthunkerend. Hij namelijk had de engelkens er graag bij gehad als…? Eh… Hoe was het ook weer hierboven? Leeftijd en voorstelling of zoiets?) om samen met haar het gedicht Parlando als afsluiter voor te dragen. Dit kwam wat mij betreft niet zo geweldig uit de verf, wat al te rommelig was mijn mening. Meer op elkaar afstemmen denk ik dan heel bescheiden als bijna nooit optreedbeest. Ach, ‘t wordt nog eens wat met die poëSteegmiddagen. Wellicht. Ps: Voorlopig even de rem op dit soort stukjes; veel te lyrisch zo langzamerhand. Hoewel: ik weet al wie er de volgende keer komen. Eh… ?

2 Reacties