Vanmorgen las ik op bed de bundel “Het moest maar eens gaan sneeuwen”
van Tsitske Jansen. Het was als kwam ik in een warm bad met hier en daar
een plukje punaises. Daarna sprong ik per direct over op de bundel “Monster
proof” van Daniél Dee. En dat had ik niet moeten doen, het warme bad met
punaisegolfjes afwisselen met de loeiendharde werkelijkheidspoëzie van Dee.
Na twee gedichten van de laatste al moest ik de bundel dichtfrommelen, want
zoveel dreun aan tegenstelling tussen de bundels was mij niet gegeven te ver-
werken op dat moment. Dee kon gewoon even niet na Jansen. De zinderen-
de poëzie van “Het moest maar eens gaan sneeuwen” had me zo onderge-
dompeld dat willekeurig welke bundel van een ander me als br op de hals
had gesprongen als was het een veel te plots monster. De gedichten van
Jansen wellen van poëzie. De gedichten van Dee brullen in poëzie, het is
het brullen van gedichten die een warm bad alleen van horen zeggen weten,
in Dees bad ligt enkel maar ijs, met ertussen sporadisch een wolkje naar water
gesmolten ijs.
En nu denkt u natuurlijk dat ik de beide bundels eens ga bespreken en lek-
ker tegen elkaar ga afzetten, zeker na zo’n vet inleidinkje als hierboven ge-
geven. Welnu, niet dus. Ten eerste kan ik dat niet zo raast het in mij, ten
tweede leven er al genoeg besprekers rond op de wereld, daar hoef ik niet
nog eens… Wel moet er vermeld dat ik samen met vriendin S vrijdag zowel
naar de bundelpresentatie van Daniél Dee in het Rotterdamse ben geweest
alsook naar het optreden van Tsitske Jansen hier in Schiedam. De “Monster
proof”presentatie konden we niet helemaal meebeleven omdat we graag op
tijd bij het optreden van Tsitske Jansen wilden zijn. Resultaat is dat ik alleen
kan vermelden dat we hebben mogen meemaken dat het eerste exemplaar
van Dees bundel aan diens babydochtertje werd uitgereikt, daarna ook nog
konden we een paar gedichten uit de nieuwe bundel, begeleid door muziek,
uit de mond van de dichter vernemen waarop we de bundel kochten en lieten
signeren.
Toen moest er rap naar Schiedam gegaan.
Het is algemeen bekend dat de optredens van Jansen een belevenis zijn en
zo ook dus in de Geneverstad. Ofwel een lekkere avond was het, die nog eens
extra aan de opfleur ging toen SAGE aan het eind ervan erg plots uit het pu-
bliek naar voren werd gepraat door de pastoor van de kerk waar deze avond
plaatsvond en uit zijn handen de publieksprijs? mocht ontvangen ter bekroning
van hun inzet de poëzie al jaren en jaren in Schiedam te promoten. Die extra
opfleur betrof wat mij betreft niet alleen de prijs (een flink ei van chocolade),
want in het verleden heeft SAGE een fiks conflict gehad met de pastoor toen
zijn kerk wegens een verbouwing gebruik mocht maken van de ruimte van
Kunstwerkt (kunstenaarsstichting Schiedam) waarbij hij in zijn enthousiasme
zowat het hele kerkinterieur naar de tentoonstellingsruimte verplaatste zodat
de kunst een wel erg marginaal gebeuren werd en waar SAGE met name nogal
bezwaar tegen maakte. Dit conflict is nooit tot een goed einde gepraat, dus
het zo enorme chocoladeëi die avond werd ook nog eens het eitje van de lieve
verzoening zeg maar.
Bizar eigenlijk, want in de vorige twee brieven heb ik het danig over sneeuw
gehad en waar lees ik me vanmorgen mee wakker?: “Het moest maar eens
gaan sneeuwen”. Zou er dan toch IETS meer zijn? Of wordt dat meer alleen
maar in de taal gevonden, bestaat al dat meer in potentie nur in de rang-
schikking van woorden? In vooral de poëzie zogezegd. Overigens wil ik hier
nog wel even terugkomen op het begin van deze brief waarin het lijkt of ik
de bundel van Dee een bundel van helemaal even kelderniks vind, echter,
voorzover ik het kan overzien en er ter afronding van deze brief nog vluchtig
in rondblader wil ik maar zeggen dat de bundel gewoon de pech had na “Het
moest maar eens gaan sneeuwen” gelezen te worden. Bij een andere poging
zal het heus wel lukken tussen die Deebundel en mij wil ik heel en o zo lief-
graag vermoeden.
van Tsitske Jansen. Het was als kwam ik in een warm bad met hier en daar
een plukje punaises. Daarna sprong ik per direct over op de bundel “Monster
proof” van Daniél Dee. En dat had ik niet moeten doen, het warme bad met
punaisegolfjes afwisselen met de loeiendharde werkelijkheidspoëzie van Dee.
Na twee gedichten van de laatste al moest ik de bundel dichtfrommelen, want
zoveel dreun aan tegenstelling tussen de bundels was mij niet gegeven te ver-
werken op dat moment. Dee kon gewoon even niet na Jansen. De zinderen-
de poëzie van “Het moest maar eens gaan sneeuwen” had me zo onderge-
dompeld dat willekeurig welke bundel van een ander me als br op de hals
had gesprongen als was het een veel te plots monster. De gedichten van
Jansen wellen van poëzie. De gedichten van Dee brullen in poëzie, het is
het brullen van gedichten die een warm bad alleen van horen zeggen weten,
in Dees bad ligt enkel maar ijs, met ertussen sporadisch een wolkje naar water
gesmolten ijs.
En nu denkt u natuurlijk dat ik de beide bundels eens ga bespreken en lek-
ker tegen elkaar ga afzetten, zeker na zo’n vet inleidinkje als hierboven ge-
geven. Welnu, niet dus. Ten eerste kan ik dat niet zo raast het in mij, ten
tweede leven er al genoeg besprekers rond op de wereld, daar hoef ik niet
nog eens… Wel moet er vermeld dat ik samen met vriendin S vrijdag zowel
naar de bundelpresentatie van Daniél Dee in het Rotterdamse ben geweest
alsook naar het optreden van Tsitske Jansen hier in Schiedam. De “Monster
proof”presentatie konden we niet helemaal meebeleven omdat we graag op
tijd bij het optreden van Tsitske Jansen wilden zijn. Resultaat is dat ik alleen
kan vermelden dat we hebben mogen meemaken dat het eerste exemplaar
van Dees bundel aan diens babydochtertje werd uitgereikt, daarna ook nog
konden we een paar gedichten uit de nieuwe bundel, begeleid door muziek,
uit de mond van de dichter vernemen waarop we de bundel kochten en lieten
signeren.
Toen moest er rap naar Schiedam gegaan.
Het is algemeen bekend dat de optredens van Jansen een belevenis zijn en
zo ook dus in de Geneverstad. Ofwel een lekkere avond was het, die nog eens
extra aan de opfleur ging toen SAGE aan het eind ervan erg plots uit het pu-
bliek naar voren werd gepraat door de pastoor van de kerk waar deze avond
plaatsvond en uit zijn handen de publieksprijs? mocht ontvangen ter bekroning
van hun inzet de poëzie al jaren en jaren in Schiedam te promoten. Die extra
opfleur betrof wat mij betreft niet alleen de prijs (een flink ei van chocolade),
want in het verleden heeft SAGE een fiks conflict gehad met de pastoor toen
zijn kerk wegens een verbouwing gebruik mocht maken van de ruimte van
Kunstwerkt (kunstenaarsstichting Schiedam) waarbij hij in zijn enthousiasme
zowat het hele kerkinterieur naar de tentoonstellingsruimte verplaatste zodat
de kunst een wel erg marginaal gebeuren werd en waar SAGE met name nogal
bezwaar tegen maakte. Dit conflict is nooit tot een goed einde gepraat, dus
het zo enorme chocoladeëi die avond werd ook nog eens het eitje van de lieve
verzoening zeg maar.
Bizar eigenlijk, want in de vorige twee brieven heb ik het danig over sneeuw
gehad en waar lees ik me vanmorgen mee wakker?: “Het moest maar eens
gaan sneeuwen”. Zou er dan toch IETS meer zijn? Of wordt dat meer alleen
maar in de taal gevonden, bestaat al dat meer in potentie nur in de rang-
schikking van woorden? In vooral de poëzie zogezegd. Overigens wil ik hier
nog wel even terugkomen op het begin van deze brief waarin het lijkt of ik
de bundel van Dee een bundel van helemaal even kelderniks vind, echter,
voorzover ik het kan overzien en er ter afronding van deze brief nog vluchtig
in rondblader wil ik maar zeggen dat de bundel gewoon de pech had na “Het
moest maar eens gaan sneeuwen” gelezen te worden. Bij een andere poging
zal het heus wel lukken tussen die Deebundel en mij wil ik heel en o zo lief-
graag vermoeden.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten