Gerard Reve heeft een laan in Groningen, hij heeft er een in Goes,
een in Kloetinge, de eigenwijze W.F. Hermans heeft vooral een hele
laan in het al genoemde Kloetinge en Harry Mulisch zal ook wel een
laantje pleintje of straatje hier of overal hebben gekregen, om van
de Heijermansjes, de Couperusjes et et et et et et et cetera maar
helemaal niet te spreken. Als je als schrijver namelijk ook maar een
flinter je best hebt gedaan krijg je als vanzelf, uiteraard wel na een
volop bewezen dood, een laantje, straatje, pleintje of zelfs hofje naar
je genoemd. Een gebiedje waaraan je naam per voor eeuwig geplakt
gaat zijn al ben je er als levende schrijver nooit geweest, ook al heb
je het er in je schrijfleven nooit over gehad zo’n geografisch plukje
in z’n enorme bestaan ook maar voor een nanoseconde te kennen,
laat staan dat je er een DNA-schilfertje hebt achtergelaten tijdens een
korte of wellicht wat langere aanwezigheid aldaar.
Een toch vreemde en vooral willekeurige zaak.
En dan, je zal me daar als schrijver een onbenullig steegje bijvoorbeeld
krijgen toebedeeld, of, nog kwalijker, zo’n te ontzettend doodlopend
straatje. Aan zoiets lulligs wil je toch je schrijversnaam niet verbonden
zien na je dood? Een zeer riante laan okay nog net, een plein waar je
een kek gemeten pleinvrees van krijgt prima uiteindelijk, een schoon
geplooide straat waar dé Beatrix doorheen heeft gewandeld heus de
schrijver zal na veel gezeur geheel de uwe gaan zijn, maar een achter-
af steegje waar je grote delen van de dag niet eens de zon kan waar-
nemen, waar het ruikt of al de mensheid er alle uren van de tijd heeft
staan uripissen, waar de gevels van de huizen elkaar aan de goot bijna
raken zodat een koppie suiker zonder moeite in een graai kan worden
geleend door het vanuit je huis zo van buurvrouws tafel te grissen met
de woorden dat je effe de suikerpot leent, godver, het zal je maar ge-
beuren, zo’n flutplekje krijgen. Dat geen enkel toetsje aan mijn com-
puter hier ook maar een moment mee bezig wil zijn als zijnde te word-
en bewaarheid, het mag duidelijk heten.
Een steeg!! Een doodloper!!!!!!!
Mooi niet!
In Schiedam, echter, denkt men daar toch een tikje anders over, dood
hoeft niet eens, want er zal toch niet aan te denken zijn dat de wereld
zomaar even niet ontdekt dat er hier in deze stad een eventuele schrij-
ver leeft.
Een! bestuursgruwel!! natuurlijk!!!
Nooit zal het de stad, net als bij die Piet Paaltjens, meer overkomen.
De hier wonende eventuele schrijver zal verdomme voor eeuwig prijken.
De hele wereld zal het weten en het enige wat daarbij de schrijver for-
meel bij leven nog heeft te doen is een paar boekjes volletteren, wat
dichtbundeltjes voltjilpen met stadsversjes wellicht, want zie mooi toch
maar even:

Schoon bedoeld zal het zeker zijn. Al is het wel wat scheef allemaal, de
verering, zo mag gezegd. Of ze er in dat Schiedam nog niet helemaal
in geloven zo lijkt het. Trouwens, de schrijver ook niet meer dan een
scheutje valt klaar te constateren op de foto, nogal slaafs namelijk, zeker
voor een schrijver, heeft hij zich aangepast aan de Schiedamse werkelijk-
heid door braaf synchroon te gaan staan met de te scheve paal waaraan
zijn naam prijkt op een wel erg beroerd opgehangen en ook roestig straat-
naambordje.
Met zo’n eerbetoontje hoef je als schrijver natuurlijk graag niets meer.
En het hele geval terugdraaien, het zal de stad door gans de wereld in al-
le toonaarden worden verweten als was ze een rivier die haar stroom laat
verwaaien in allerlei lullige zijvertakkingen zodat er van een rake stroom
geen sprake meer kan zijn. Nee, het terugdraaien dat zal een, en zeker
deze stad gezien het voorgaande nooit doen. Hoewel, met alle bezuinig-
ingen en andere cultuurclusterblommen die deze nieuwe en heerlijke re-
gering zo kwistig over het land strooit weet je het als schrijver maar nooit
te hopen. Voor je het vreugdevol in de gaten krijgt is de kans er dat in
deze krimptijd jouw naamgebiedje kek hernoemd gaat worden, kan je
schrijversnaam gelukkig toch naar beneden gehaald, heet jouw (z)eer-
plek ineens het “Hele-eurohof” of iets dergelijks, ”Warme-centenplekje”
kan ook zomaar, of, nog fraaier, ”Ruttes pluspleintje” (plus, want uiter-
aard een pleintje puik volgestouwd met een aanzienlijk Partijtje Vrolijk
Vrije plantjes). En toch en toch en toch, zoiets wil je als bezielde stads-
bewoner uiteindelijk toch ook weer niet.
En dan, Hof van Spaland, alles is schoner dan niets, nietwaar.
Daarom dit dus maar even:
Plaatsje van betekenis want
zeg nu zelf er valt veel nat
in Schiedam nog te beleven
vaak regent het
zo niet dan wordt
het glas geheven
op alles wat er leeft
op alles wat er opgedoezeld is
keukendeuren staan er scheef
toch zijn de pannen fris
zelfs de koelkast wil er niet kleven
de huizen staan er
geurig in een rij
op ieder bedje ligt
lief een mooie sprei
het is een stad om heerlijk te verduren
bewoners doen zich
in het middelpunt
de burgermeester runt
er alle lagen van vernemen
van boos beleid zegt ze dat dat niet kan
de fietser gaat er
zingend door de straten
de wandelaar doet
er zijn zachte pas tegoed
de stad is lief ook voor de Rotterdamse buren
ja alles wil hier
tot fraai vertoeven
geen plaats is er
voor al te erge boeven
deze stad ze is als vrouw een hele lieve man
Ja hemel zeg, ik ben natuurlijk niet gek, zulks ‘eerbetoon’, daar
moet je als eventuele schrijver toch heel héél lievig mee omgaan.
Kwijt is maar kwijt zo zei een ver weggezakt spreukje ooit. Of iets
anders en populairder gesproken, men moet een geveven paard
nooit in het vreetgedeelte loeren, zulke lange, lange, lange tand-
en, je zou als eventuele schrijver daar ha even mooi al te gek zijn!
Ps: Toch benieuwd wat de stadsdichter hiervan vindt, want een
stadsdichterstraat, -laan, -plein, -park of -hof, zoiets is voorals-
nog in het Schiedamse totaal niet te vinden. En dat terwijl ie de
eerste!! stadsdichter van Schiedam is en trouwens, in tegenstel-
ling tot mij, Spaland, ook al aardig op weg een hele bundel aan
stadsgedichten bij elkaar te dichten. Waarachtig, het klopt mooi
van geen kanten, dat Hof van Spaland, zo denkt de uitermate
bescheiden eventuele schrijver in mij, dus al te graag zou deze
eventuele schrijver dat hele eerbetoontje willen overdoen aan ge-
noemde stadsdichter, al leeft ook hij nog.
En deze man?
Die zal vast en zeker zeggen: get a life!
Pure projectie natuurlijk!
Werner Spaland
een in Kloetinge, de eigenwijze W.F. Hermans heeft vooral een hele
laan in het al genoemde Kloetinge en Harry Mulisch zal ook wel een
laantje pleintje of straatje hier of overal hebben gekregen, om van
de Heijermansjes, de Couperusjes et et et et et et et cetera maar
helemaal niet te spreken. Als je als schrijver namelijk ook maar een
flinter je best hebt gedaan krijg je als vanzelf, uiteraard wel na een
volop bewezen dood, een laantje, straatje, pleintje of zelfs hofje naar
je genoemd. Een gebiedje waaraan je naam per voor eeuwig geplakt
gaat zijn al ben je er als levende schrijver nooit geweest, ook al heb
je het er in je schrijfleven nooit over gehad zo’n geografisch plukje
in z’n enorme bestaan ook maar voor een nanoseconde te kennen,
laat staan dat je er een DNA-schilfertje hebt achtergelaten tijdens een
korte of wellicht wat langere aanwezigheid aldaar.
Een toch vreemde en vooral willekeurige zaak.
En dan, je zal me daar als schrijver een onbenullig steegje bijvoorbeeld
krijgen toebedeeld, of, nog kwalijker, zo’n te ontzettend doodlopend
straatje. Aan zoiets lulligs wil je toch je schrijversnaam niet verbonden
zien na je dood? Een zeer riante laan okay nog net, een plein waar je
een kek gemeten pleinvrees van krijgt prima uiteindelijk, een schoon
geplooide straat waar dé Beatrix doorheen heeft gewandeld heus de
schrijver zal na veel gezeur geheel de uwe gaan zijn, maar een achter-
af steegje waar je grote delen van de dag niet eens de zon kan waar-
nemen, waar het ruikt of al de mensheid er alle uren van de tijd heeft
staan uripissen, waar de gevels van de huizen elkaar aan de goot bijna
raken zodat een koppie suiker zonder moeite in een graai kan worden
geleend door het vanuit je huis zo van buurvrouws tafel te grissen met
de woorden dat je effe de suikerpot leent, godver, het zal je maar ge-
beuren, zo’n flutplekje krijgen. Dat geen enkel toetsje aan mijn com-
puter hier ook maar een moment mee bezig wil zijn als zijnde te word-
en bewaarheid, het mag duidelijk heten.
Een steeg!! Een doodloper!!!!!!!
Mooi niet!
In Schiedam, echter, denkt men daar toch een tikje anders over, dood
hoeft niet eens, want er zal toch niet aan te denken zijn dat de wereld
zomaar even niet ontdekt dat er hier in deze stad een eventuele schrij-
ver leeft.
Een! bestuursgruwel!! natuurlijk!!!
Nooit zal het de stad, net als bij die Piet Paaltjens, meer overkomen.
De hier wonende eventuele schrijver zal verdomme voor eeuwig prijken.
De hele wereld zal het weten en het enige wat daarbij de schrijver for-
meel bij leven nog heeft te doen is een paar boekjes volletteren, wat
dichtbundeltjes voltjilpen met stadsversjes wellicht, want zie mooi toch
maar even:
Schoon bedoeld zal het zeker zijn. Al is het wel wat scheef allemaal, de
verering, zo mag gezegd. Of ze er in dat Schiedam nog niet helemaal
in geloven zo lijkt het. Trouwens, de schrijver ook niet meer dan een
scheutje valt klaar te constateren op de foto, nogal slaafs namelijk, zeker
voor een schrijver, heeft hij zich aangepast aan de Schiedamse werkelijk-
heid door braaf synchroon te gaan staan met de te scheve paal waaraan
zijn naam prijkt op een wel erg beroerd opgehangen en ook roestig straat-
naambordje.
Met zo’n eerbetoontje hoef je als schrijver natuurlijk graag niets meer.
En het hele geval terugdraaien, het zal de stad door gans de wereld in al-
le toonaarden worden verweten als was ze een rivier die haar stroom laat
verwaaien in allerlei lullige zijvertakkingen zodat er van een rake stroom
geen sprake meer kan zijn. Nee, het terugdraaien dat zal een, en zeker
deze stad gezien het voorgaande nooit doen. Hoewel, met alle bezuinig-
ingen en andere cultuurclusterblommen die deze nieuwe en heerlijke re-
gering zo kwistig over het land strooit weet je het als schrijver maar nooit
te hopen. Voor je het vreugdevol in de gaten krijgt is de kans er dat in
deze krimptijd jouw naamgebiedje kek hernoemd gaat worden, kan je
schrijversnaam gelukkig toch naar beneden gehaald, heet jouw (z)eer-
plek ineens het “Hele-eurohof” of iets dergelijks, ”Warme-centenplekje”
kan ook zomaar, of, nog fraaier, ”Ruttes pluspleintje” (plus, want uiter-
aard een pleintje puik volgestouwd met een aanzienlijk Partijtje Vrolijk
Vrije plantjes). En toch en toch en toch, zoiets wil je als bezielde stads-
bewoner uiteindelijk toch ook weer niet.
En dan, Hof van Spaland, alles is schoner dan niets, nietwaar.
Daarom dit dus maar even:
Plaatsje van betekenis want
zeg nu zelf er valt veel nat
in Schiedam nog te beleven
vaak regent het
zo niet dan wordt
het glas geheven
op alles wat er leeft
op alles wat er opgedoezeld is
keukendeuren staan er scheef
toch zijn de pannen fris
zelfs de koelkast wil er niet kleven
de huizen staan er
geurig in een rij
op ieder bedje ligt
lief een mooie sprei
het is een stad om heerlijk te verduren
bewoners doen zich
in het middelpunt
de burgermeester runt
er alle lagen van vernemen
van boos beleid zegt ze dat dat niet kan
de fietser gaat er
zingend door de straten
de wandelaar doet
er zijn zachte pas tegoed
de stad is lief ook voor de Rotterdamse buren
ja alles wil hier
tot fraai vertoeven
geen plaats is er
voor al te erge boeven
deze stad ze is als vrouw een hele lieve man
Ja hemel zeg, ik ben natuurlijk niet gek, zulks ‘eerbetoon’, daar
moet je als eventuele schrijver toch heel héél lievig mee omgaan.
Kwijt is maar kwijt zo zei een ver weggezakt spreukje ooit. Of iets
anders en populairder gesproken, men moet een geveven paard
nooit in het vreetgedeelte loeren, zulke lange, lange, lange tand-
en, je zou als eventuele schrijver daar ha even mooi al te gek zijn!
Ps: Toch benieuwd wat de stadsdichter hiervan vindt, want een
stadsdichterstraat, -laan, -plein, -park of -hof, zoiets is voorals-
nog in het Schiedamse totaal niet te vinden. En dat terwijl ie de
eerste!! stadsdichter van Schiedam is en trouwens, in tegenstel-
ling tot mij, Spaland, ook al aardig op weg een hele bundel aan
stadsgedichten bij elkaar te dichten. Waarachtig, het klopt mooi
van geen kanten, dat Hof van Spaland, zo denkt de uitermate
bescheiden eventuele schrijver in mij, dus al te graag zou deze
eventuele schrijver dat hele eerbetoontje willen overdoen aan ge-
noemde stadsdichter, al leeft ook hij nog.
En deze man?
Die zal vast en zeker zeggen: get a life!
Pure projectie natuurlijk!
Werner Spaland

Geen opmerkingen:
Een reactie posten