Schiedam, oktober 2006.
Rond lunchtijd (ik zat maar weer eens te lezen in de vertaling door August Willemsen van de gedichten van Pessoa, vooral maar weer omdat het een must is wil je een beetje dichter zijn zo heb ik me in het verleden al een aantal malen woordslokkend door de secundaire literatuur laten aanfluisteren) werden de twee sloten (twee ja) van de door mij die dag nog niet geopende voordeur die toegang geeft tot mijn bescheiden onderkomen ontgrendeld en hoorde ik, juist tussen de eerste en tweede strofe aanbeland van een gedicht (door Ricardo Reis – een van Pessoa’s heteroniemen -),:
“Hallo”.
Vriendin S vanaf de trap.
“Verrassing” zo riep ze treden later op de overloop aangekomen.
Verrassing?
Ze was (zonder mij, lappenmanddingetje even) die morgen naar een bespreking geweest in de bibliotheek in verband met de Nationale Gedichtendag 2007 waarop wij, SAGE, in samenwerking met de bieb net als vorig jaar iets willen organiseren dat beslist én hype meehobbelend zal durven rieken naar: “Poëzie dichter bij het Schiedamse volk”. Een verassing was wel het laatste dat ik verwachtte op dat moment (programma 2007 lang al bekend nl.). Bovengekomen hield ze me als trotse verzorger en bezorger van die verassing een wit plastic tasje voor mijn zo plots uit voornoemd gedicht gerukte neus. Een gedicht waard, overigens en niet tussen haakjes, Vriendin S daar zo voor me, met een dampend frisse fietsblos op de wangen, de haren heerlijk verwaaid tot een belofte van wild, de geur van buiten in de heerlijk nonchalante kleren mee naar binnen gebracht, én op het punt mij de welbekende kus te geven die ik graag…
Maar de verrassing, want het onaanzienlijke wittasje bevatte:
Boze wolven, Erik Spinoy, Meulenhoff, 2002.
De-trein-loopt-prachtig-binnen, Frans Budé, Meulenhoff, 2003.
Soldatenlaarzen, Arnold Jansen op de Haar, Meulenhoff, 2002.
Mystiek voor beginners, Adam Zagajewski, Meulenhoff, 2003.
Hoe het wandelt, Jozef Deleu, Meulenhoff, 2002.
Buigzaam heden, Jan Lauwereyns, Meulenhoff, 2002.
De papegaaienziekte, Paul Demets, Meulenhoff, 1999.
Gratie, Philip Ingelse, Meulenhoff, 2002.
In het groene licht, Gilles Boeuf, Meulenhoff, 2002.
Negen (nieuwe) dichtbundels!
Bijna allemaal uit deze kersverse eeuw!
En ook nog eens voor 1 euro per stuk zo schreeuwde het van de rooie stickers op de kaft geplakt!
Inderdaad, een verrassing voor mij, liefhebber van het vers, ook al had ik in dezen geen enkele invloed gehad op de keuze, maar há een geschonken woord, heus, een beetje mens kijkt het even niet in het gegeven alfabekje. Minder lijkt het mij voor sommige van de betreffende dichters die wellicht een te verwachten treurgang zullen beleven bij constatering hier dat hun bundel zulk een snelle (binnen drie, vier jaar!) economische waardedaling aan de poëziekaft krijgt gesmeerd. Ik kan me niet voorstellen namelijk, ook al maakt het voor de inkomsten uit die bundels (toch al schamel en niet noemenswaardig) niets uit, dat genoemde daling géén waarderingsdeukje in het poëtenbreintje veroorzaakt, al is het maar voor even, want sommige dichters, zo vermoed ik, bij tijd en wijle willen ze heus ook wel het ijdeltuitje in hun bezit hebben.
Compensatie schreeuwend nodig dus: ter verlichting van het door mij zo vermoedde leed in een aantal van bovengenoemde dichters voor deze veel te snelle economische daling zal ik dan ook uit een paar willekeurig door mij gekozen bundels (uit alle is me teveel van het goede) het eerste of tweede gedicht citeren:
Van ver
van buiten komt het
en omvademt ons
zoals een ongeziene
hallucinogene mist die
ademtocht na ademtocht
zich afzet, condenseert
en druipsteen vormt
totdat een samenspel ontstaat
dat als vanzelf
de plaatsen kiest
waarheen gehoorzaam
onze allersnelste voeten gaan
tot ze ijskoud en dan
van marmer zijn
(Erik spinoy)
(status)
Als ik niet wist: geest een fluüdum, vervloeiend zicht
in zaligheid, waas van eindwind. Dat er een stemming
komt, gevoel van ginds. En ik, die me loslaat, schelpdak
word, zwemmend om mij heen, helder tussen
glazen stengels, terwijl ik oplicht en aanwezig ben, alles
door mij heen – als om te zeggen: hoe gelijkend het lichaam,
de warme kleuren van het vlees. De weg die ik volg,
die in mij loopt, in vertes steeds omhoog, als ik mijzelf
zie, helder licht, zich van me losmakend, mee met
het vloeien – windend, wijd boven zichzelf uit.
(Frans Budé)
Het bewustzijnstheater
In een willekeurige hotelkamer?
In de grot van Polyphemos.
Televisie: de eenogige Veelzeggende die beelden
weerkaatst in plaats van ze de door te sturen.
De wirwar van draden binnen in de zwarte doos kan niets
absorberen. Moet zijn toevlucht nemen tot transmissie.
Jij hebt wellicht ook geen hersenen als je voor hem gaat zitten.
Hem: het.
Pepertuum mobile van het beeld.
In zo’n geval komt de schaapman als geroepen,
met die speer van olijfbomenhout, de afstandsbediening.
Hij mag dat ene oog uitsteken, de stroom van het bewustzijn
onderbreken. Nu, snel.
Voor Back to the Future 3 ons gevangen neemt.
(Jan Lauwereyns)
DE UITVRETER
De stilte groeit tot boom
tot langzaam bos.
De schaduw maakt mij loom.
Van donkerte groot
als de schaduw
van de dood.
(Jozef Deleu)
Wat waardering, kwaliteit et cetera betreft, daar zal ik het hier niet over hebben, dit stukje wil meer gaan over de kwijlende vreugde een flink deel poëzie in handen te hebben gekregen voor een bedrag waarvoor je normaal gesproken net nog een bord patat met bal kan krijgen (natuurlijk geserveerd met eigen handen naar een kaal tafeltje ergens in een vettige hoek van het snackhuisje) alsook over de snelle daling van economische waardering voor literatuur en hier met name de poëzie waarbij een mogelijke treurval in de dichters zoals gezegd niet geheel uitgesloten mag worden.
Ps: Een dag later uiteraard nog een keer naar deze alles-ineen-winkel geweest, want zulke prijzen daarvoor wil wat makkelijker en sneller een boekje of wat aangeschaft worden die normaal wellicht wat naar de lange termijnaanschaf van de heb-sfeer willen geduwd als zijnde geen absolute prioriteit hebbende. Ik vond er dit en wederom voor 1 euro:
Het koppige hoofd dat niet wilde scheuren (over Frans Kellendonk),Tijn Boom, Meulenhoff
Recensies (Waar onze literatuur vandaan komt) Marianne Vogel, L.J. Veen, 2001.
Alle schrijvers hebben gelijk, gesprekken met literaire critici, Wil Thijsen, Meulenhoff.
De moederminnaar, Rogi Wieg, van Oorschot, 1992.
Het kalfje van de gnoe en andere miniaturen, Adriaan Morriën, van Oorschot, 1991.
De vuistslag, Mark Boog, Meulenhoff, 2001.
De inwijkeling, Marc Reugenbrink, Meulenhoff, 2002.
Plaatsvervangend sorry schrijvers, maar uit eerbetoon zullen Vriendin S en ik vanavond een bordje patat zonder bal eten in zo’n snackhuisje, daarbij de hele hierboven genoemde stapel aan boeken en bundels op het kale tafeltje naast de bordjes zonder bal leggen als een stilzwijgend donderstatement van ha hoe heerlijk mag soms het leven… Tijdens het nuttigen van de aardappelvariatie zonder bal ook zullen we, en dat beloven we onbedaarlijk in dezen, beslist wat woordjes citeren geplukt van de aan de wand geplakte kartonnetjes waarop de aldaar te verkrijgen snackwaar wordt aanbevolen. En ja, het kan niet op, bij ieder snackcitaat zal er uiteraard uitbundig met een van de bundels worden gezwaaid om de smaak van patat zonder bal een extra feestelijk tintje te geven, want heej, wie kent niet de smaak van patat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten