woensdag 5 december 2012

Mijn vriends meningen 6

Aa_kl_bew_pict0040_5
Mijn vriend AIKE

Dit was vanmorgen.

Nu, na een tandartsbezoek, krijg ik de neiging mijn
vriend te vragen eens precies die typeringen te on-
derbouwen die mij een gruwel zijn voor het doen
voortgaan te schrijven in verskens zoals in dat Dit
van hierboven. De wat geniepig verborgen agenda
hierbij is natuurlijk dat tevens de mogelijkheid zich
aandient om hem nu al tot wat kritische noten te
verleiden zoals ik me elders al had voorgenomen.

Welnu, de daad direct maar aan mijn rat knopend
stouw ik mijn vraag voor zijn spitsbekkie. Hij kijkt
er een moment naar, zwiept een keer dun met zijn
staart ter onderstreping dat hij zulk een vraag waar-
lijk heus niet uit de weg gaat, dat hij dat heerlijke
versvarkentje wel eens even onbedaarlijk over het
rose ruggetje zal krabben.

Hij begint te lezen.
Hij begint nog eens.
En nog eens. En enz.

Werkelijk zeer onbedaarlijk. Daar moet minstens
een meesterrecensie uit voortkomen, zoveel onbe-
daarlijks is zelfs voor ‘n beroepslezer een penkrab-
bel teveel. Straks ga ik het door hem zo geprezen
vers nog mooi vinden, wil mijn gestreelde ego zo’n
huppel maken dat er verdomme later nog een hele
bundel kleine vertellingen geschreven zal gaan word-
en. Maar gelukkig, ‘t resultaat is bedroevend. Uiterst
bedroevend zelfs, want nou gewoon heel mooi, meer
komt er niet uit. Pas na een stevige aandringactie van
mijn kant nog iets als dat stukje van die berg van pijn,
dat hij dat erg mooi vindt en ook het stukje over dat
bed uit de jeugd en dat de moeder van het dichtper-
sonage dan de zieke wakker schudt en ‘t personage
daar in het ziekenhuis plots weer alles weet, ja, heel
mooi vindt mijn vriend dunstaart dat, natte kraaloog-
jes zelfs krijgt hij ervan. Natte oogjes!!!!!! Hier knakt
een mens toch extra+ van naar de nijpende neiging
om maar helemaal nooit meer iets op te noteren, en
al zeker geen versjes als dat krampvertellinkje uit het
vijfde deel van dit schrijven. Godverdepenkwijl zeg,
zo’n te krampding, want toch zeker danig overlopend
van een bijna naar al te sentimenteel neigend klam-
gedoe uit lierziekelijk plengvlees met hels etterende
aandachtswonden en meer van dergelijk bahslurpen-
de dramawerpselen alleen maar ter aanspanning van
het o zo tere SNAARKE in ieder mens heel wel fijn aan-
wezig en tot emotril zo licht bereid, daar wil toch geen
enkele schrijver de geschiedenis mee in?

Wordt op nog niet vastgestelde tijden misschien wel vervolgd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten