Dit gedicht van de maand juni/juli komt uit de bundel
“Het glimpen van de welkwiek” verschenen in 2001 bij
De Arbeiderspers. Pfeijffer debuteerde in 1998 met de
bundel “van de vierkante man” waarvoor hij in 1999 de
C. Buddingh – prijs kreeg. Inmiddels is hij een van de
smaakmakers in de Nederlandse poëziewereld, zeker
sinds zijn essaybundel “Het geheim van het vermoor-
de geneuzel, Een poëtica” zorgde voor nogal wat ophef,
het bevat o.a. het spraakmakende essay “De mythe van
de verstaanbaarheid” (eerder in Bzzlletin gepubliceerd)
waarmee hij in ieder geval een aanzienlijk deel van de
podiumpoëten in het gevoelige liedbuikje raakte. Ook in
proza laat de veelbesproken dichter van zich horen, zo
kwam er eerst “Rupert, een bekentenis” (2002) waarvoor
hij de Anton Wachterprijs 2002 kreeg, vervolgens “Het
grote baggerboek” (2004) een meeslepende roman waar-
in zijn taalvirtuositeit heel wel tot uiting kon komen. In
2006 verschijnt “Het ware leven” een roman die alle an-
dere romans onmogelijk zal maken zo luidt het uitdagend
op de achterflap van het boek. Met “De eeuw van mijn
dochter” begeeft Pfeijffer zich in 2007 ook op het pad van
het toneelschrijven; het werd een moderne tragedie in
alexandrijnen (gebaseerd op het toekomststuk van Balk-
enende, “De eeuw van mijn dochter”). Bij dit alles nog
redactielid van enkele literaire bladen zijnde alsook
columnist en criticus, is het niet verbazingwekkend dat
Pfeijffer al een stevig tijdje niet meer uit het Nederland-
se literaire landschap is weg te denken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten