Foto SAGE Spaland in beeld Armando 2007
Spaland en de nietsdoekunst, het is een pijnlijke symbiose, het laat zich
al z’n leven lang aandikken en resulteerde uiteindelijk in een toestand
zoals dat zich op de foto toont: een angel van kale pijn, hem veelal
klaar te moede. Weliswaar nog lievig wordt hij op de foto tijdens zo’n
nietsdoe periode in de rechtervoet gehapt door een kunstding van
Armando, “das Tier” genaamd, maar há, het is wel een wankel even-
wicht op de rand van neiging naar treiter die zich uiteindelijk kan uit-
halen naar een totaal van niet-streefbestaan zich heel wel uitstrekkend
over een langere periode, uiteraard met de alure die bij zo’n niet-streef-
status hoort waarvan algemeen bekend is dat een alure verkregen uit
zo’n status bijna net zoiets is als “das Tier” van Armando met vogel-
veren overgieten. Welnu, zo ook waant Spaland zich veelal tijdens
het altijd maar dreigende nietbezigheidsgedoe; een vogel heel danig
in ‘n extra verenpak gestoken met de hoorflappen oef op het graas-
kussen van de bekende kwaadbrenger in de wereld. Een kwaaipier
overigens, die er nu doodleuk voor gaat zorgen dat dit stukje onbe-
doeld ontspoort naar een voor de lezer onacceptabele voorstelling
van zaken waarin kwaaipier zelf de hoofdrol wil gaan spelen, zo heb
ik het bange vermoeden, zodat het verschrikkelijk tijd wordt ‘t status-
bestaan wat af te wuiven om deze penbouw naar een constante noot
van schoon te laten klinken. Echter, daar hierboven begonnen is met
een op het eerste gezicht vreemd aandoende symbiose moet er nu
ook gezegd dat het heus zijn voordelen kan hebben een niet-werk-
pak te mogen dragen. Want juist door het tijdelijk dragen van dat pak
kan Spaland daarna de ferme snelheid weer aannemen die hij ge-
wend is aan te nemen en waarin hij meestal zo snel gaat als wil de
duvel (en zie lezer hoe de kwaaipier zich hier al vlotjes de tekst in likt)
de schilfers van zijn hielen opvangen en koesteren als danig bewijs
van veel te goed gedrag zodat in ieder geval dit slachtoffer voor zeker
bij zijn kudde gevoegd kan worden later omdat hij, de ingeslopen kwaad-
man, ‘t goedgedragbewijs gaat verdonkeremanen. Tenminste, als de
trage voortbeweging in de stiltijd er niet voor zorgt dat hij, de schilfer-
vanger, in een waarlijk verschrikkelijke baalstand wordt gedoopt. Geen
schilfertje namelijk is er in die tijdsperiode dan meer te vangen zodat
het leven tegen al zijn kwaadweerwwil heus rond gedacht kan naar
het feit dat niet-werk nut kan hebben, een nut verdomd wel ten voor-
dele van een hem bijzonder etterende tegenvoeter, of antagonist zo
u wil, die nogal eens op zijn lauweren wil rusten tijdens zo’n stildoe-
oefening, ook wel daastijd genoemd, omdat het verduisteren van het
bewijsmateriaal vrijwel dan toch tot een volkomen nulpunt wil zijn ge-
daald; de vijand kan dan waarlijk een heel stevig poosje overdadig de
hieper krijgen zo denkt de bovenaardse tegenvoeter op die moment-
en vrijmoedig en schurkt zich nog eens lekker in zijn bovenaards bed-
je waaromheen al de flinterdunne doodgestorven zieltjes zitten die al-
toos braaf hun stildoetijd hebben geleefd in een eerder ondermaans
bestaan en die zich nu de aangesmeerde sprei van het bovenaardse
bed heel getrouw beklampen, bang als ze zijn uit de gratie te vallen
van het heerschap op dat zo onaardse bed. Een heerschap ook dat
meestentijds niet meer dan ronkend slaapfluimen loslaat zo om de
tien seconden als om te tonen dat er heus nog immer leven in hem
zit. Volkomen overbodig overigens, die slaapkraam, want de zieltjes
hebben dat hun hele aardse leven gewis al geweten en ze verdrieten
dan ook zeer van de mogelijkheid dat het niet aflatende fluimgedoe
al de hun zo beloofde zalige eeuwigheid maar door zal gaan duren.
Bovendien is de sprei integenstelling tot al het lieflijke bovenaardse
om hen heen zo ruw dat hun zieltjes reeds snel al de huid verliezen
tot bijna op het nog aanwezig zijnde restje aardse bot zodra ze door
een onzichtbare kracht aan het onaardse bed worden gedropt met
de dwingende mededeling ‘kniel en klamp.’ En dat, het kniel en klamp,
ook dat is bekend bij de zieltjes, dat hebben ze beneden ook altijd ge-
daan. Een makkie dus zo denken ze het eerste uur na dropping aan
het bed meestal. Maar ze rekenen buiten de ruwe sprei zo bleek hier-
boven al. Na een paar dagen van ruw namelijk doemt hierdoor het zo
te goordrieste beeld hen voor de geest van verloren hielschilfers zo
hevig niet door de kwaadvanger gevangen. O, hadden we maar wat
minder niet-gedoe genoten zo beklagen de zieltjes zich. Hadden we
maar doorgewerkt aan ons leven. Dan zaten we nu niet met onze
ontvelde zieltjes hier een ruwe lap te beklampen van iemand die ons
tijdens het aardse bestaan zo vol zalige liefde scheen. Ja, hadden
we maar de schilfervanger meer kans gegeven onze schilfers te
vangen ter verdonkeremaning. Wie weet gaat het er in dit ‘land’
minder ruw aan toe dan in de bovenwereld van die tegenvoeter.
Zijn de spreien er heerlijk zacht. Maar zogauw de zieltjes dat denk-
en doet een extra ferme slaapfluim hun dwaling weer tot de reali-
teit roepen. Wordt de klamp nog eens extra door hun zielsbestaan
aangesterkt tot nog meer op het bot. Zodat ze eigenlijk ook niet
meer weten wat ze met dit zo onaardse zielleleven aanmoeten
in dit verhaal over die Spaland die zich hierboven zo jolig een foto
liet schieten waarop hij behapt wordt door een kunstwerk. Werke-
lijk, de zieltjes hebben geen idee op wat voor ‘n nut ze deze vertel-
ling eigenlijk zijn binnengekomen. Een vertelling zoveel zinlozer
bijna dan hun onaardse klampbestaan aan de ruwsprei waarvan
ze tot overmaat van ramp, zo bleek hierboven, ook nog eens gaan
verlangen naar de schilfervanger, iets dat toch hevig tegengesteld
is aan de aardse denkrichting van regelrecht naar het heerlijke pa-
radijs te gaan, hen toch voorgespiegeld als het te bereiken ultieme.
Wat een rare werkelijkheid toch dat dit alles zomaar kan gebeuren
zonder dat je er enige vat op hebt. Een seconde laten ze van de
weeromstuit de sprei onbeklampt, maar direct welt er uit het spier-
witte gezicht op het bovenaardse bed weer een extra harde slaap-
fluim waarvan zelfs Spaland opschrikt en die hem de kunstbeet
van de foto weer in het hoofd laat opkomen, een fluim ook die hem
vervolgens de gedachte aan de hand doet dat hij nu zo’n halfuur
vanwege een ooit genomen foto heeft zitten schrijven zonder ook
maar een verkwikkende stap verder gekomen te zijn dan het feit
dat er een foto bestaat waarover hij is gaan schrijven om uiteinde-
lijk tot iets zinnigs te mogen komen, maar vanwaaruit hij nu alleen
kan concluderen dat de lezer die tot hier in deze tekst gekomen is
zijn of haar tijd toch behoorlijk heeft zitten verdoen met het lezen
over treurende zieltjes en allerhande omtrekkende zaken die het
erge verdoen zo op het al te beschamende eerste gezicht beslist
niet goedmaken.
Tenzij.
Ja tenzij de zieltjes in uiterste nood van het niet meer kunnen ver-
dragen van de pijnlijke teleurstelling, dat de ruwe sprei ze zo danig
in het smartvet zet, zich in zichzelf gaan keren met de dwingende
en verlossende gedachte dat de sprei zacht en warm is. Dat het
heerschap op dat grote bed niet altoos fluimt en zij zich ha toch
nog in het paradijs kunnen wanen zoals ze die voor de overgang
naar hier op aarde zo onvoorwaardelijk voorgespiegeld hebben
gekregen. Ja dan, dan is het verdoen van de lezer niet helemaal
het beschamende verdoen geweest zoals hierboven wellicht wat
al te onverdroten en voorbarig is gesteld. Dan kan de roomboter
weer uit de kast, het kaakwerk zijn ding weer doen, al de spieren
weer gerold, de bomen weer heelalwaards groeien, het gras zo
groen weer zijn als het wil, zullen de zolen weer kunnen schui-
ven onder lucht zo blauw, kan de regen in de drup weer regen
zijn, zal heus elk beeld zichzelf via de mens weer als beeld kun-
nen voelen, zal het wiel zich weer uitgevonden weten, zal het
schuim op het bier zich weer schuim mogen wanen, de aarde
het nut weer van de aarde zich kunnen denken, zullen spieg-
els weer kunnen reflecteren wat er echt te reflecteren valt, zal
water weer zijn zoals alleen water kan zijn; water in water, of
zee, of meer, of vijver, of plas, of druppel, of gewoon wat mod-
derbende, ja dan zal de lezer zelfs de laatste woorden zonder
spijt willen lezen die hier nog wat mogen nakleuren om te…
Ja, om te wat eigenlijk?
Spaland exhibitionisme 1 en 2

Geen opmerkingen:
Een reactie posten