dinsdag 18 december 2012

Brief (83) uit Schiedam

De stadsdichter zit alweer een week of wat in het pluche
en alles gaat zowaar gewoon maar door. Zo willen de
verkiezingen de komende weken gaan oplawaaieren,
erger nog, alle partijen dwalen, als verliefd op burgers,
glanzend nu al in het rond over de meest belangrijke
winkelstraat van Schiedam. Wat toch opmerkelijk mag
heten gezien de vele lege panden in juist deze straat
waardoorheen ze dwalen of er weinig of niets aan de
hand is. Ook is nog altijd een aanzienlijk deel van die
fikse berg schuld er waarmee het stadsbestuur heeft
te dealen.

Kortom het gaat heus wel.

En zoals gezegd, een dichter waart rond waarvan men
veel verwacht, zeker dat ie het bestuur eens flink over
het schuldloerke zal weten te leggen met liergedichten
knallend van de vele miljoenen die het bestuurlijke
budget nog altijd in onbalans doet verwijlen. Echter,
over dit al wil ik het eigenlijk niet zo hebben, collumn-
achtige brieven vol te schrijven over plaatselijke klein-
politiek, het wordt al zoveel gedaan, daar wil geen
HofvanSpalandlezer mee lastig gevallen, die wil horen
over wat mij, Spaland, zoal bezighoudt op het wankele
levenspadje en waarin hij als lezer zich een fijntoontje
mag herkennen, waarin hij wat gekieteld wordt, waarin
woorden vooral gedoceerd en functioneel mogen voor-
komen, waarin het woord wobbelen uiteraard even lek-
ker hedentijds flink expliciet mag klinken als was het
een feest vanuit het heerlijke ondertussen waar alle
sapjes mogen genuttigd. De HofvanSpalandlezer wil
schrijfsels waarin alleen spul zal geplaatst dat schoon-
heid zover de grond uittraapt dat alle groots als een
volkomen lierdeuntje wordt beleefd, waarin, kortom,
dingen voorkomen die met alle graagte graag op
literatuur willen zijn te lijken, een literatuur die knet-
tert, knalt, lalt, leegloopt, roodgaat, hels dendert,
goddeloos religieus zal zijn, ja, op veel te bevroren
voeten zelfs poogt te lopen, om maar even heel vrij
met de woorden van Pfeijffer te spreken maar waar
ik echter en helaas niet aan kan voldoen, dat is nl
te boven mijn toetsenbordje gevraagd, dan ga ik,
Spaland, wobbelslissen als was ik op zijn minst een
tot de helft leeggelopen band met erg veel boven-
matige race-aspiraties.

Daarom even iets heel anders: heeft u wel eens op een
van uw vingers getrapt, ik bedoel echt getrapt, zo echt
dat de pap onder de nagel uit gulpte, u die vinger voor
weken links moest laten liggen als een vertrapt ding
waar geen enkel kootje greep meer in zat? Nee? Stop
hier dan rap maar met lezen, want ik ga het weer eens
over de eerste en enige boomtakdichter hebben die ons
land (en misschien wel al de wereld) rijk is en die histo-
risch gezien iets unieks vermag te zijn zo doe ik graag
stellen. En dat niet in de laatste plaats omdat het fan-
tastische idee een boomtakdichter in het leven te roep-
en uit mijn koker komt. Erger nog, ik ben dus even ge-
woonweg die enige en vooral ook allereerste boomtak-
dichter.

Sowat, denkt u die toch doorgelezen heeft wellicht, wat is
de appel uit de bigdealboom hier? Een boomtakdichter
daar rol ik als lezer even niet poëtisch van achterover in
het verwonderglas, hel nee, daar zal toch op zijn minst
een welige boom onder dat boomtakgevalletje gegroeid
moeten zitten, eerder zal het voor mij, lezer, geen echte
appel worden en wil er inderdaad geen woord meer ge-
lezen hier.

Maar kom nu toch, één enkele boomtakdichter onder al
die goot-, stoep-, gevel-, dak-, dorp- en stadsdichters,
als dat, ik zei het al eerder (zie mijn koker hierboven),
geen bijzonderheid is dan ben ik als boomtakdichter ff
geen vers voor de neus waard, zal ik beter aan die goten,
stoepen, gevels, dorpen en steden waarin de dichters zo
floreren als dienaar van de letteren gaan bouwen, zal een
gedicht van mij, toch dé boomtakdichter, nooit een blader-
takversje in de poëzie worden. Wat mij, overigens, niet zal
beletten hieronder een alweer tweede boomtakdichtgedicht
te plaatsen.

Kruingedachten

Hierboven in het bladerdicht
Heb ik tot dichten erge plicht
Boomtakdichter top over top
 Hef ik de dingen uit het sop


Zo razen mensen mij voorbij
En kom ik aan mijn takkopy
Schiedam dan is’t tippelveld
Daar schraap ik al wat geldt


Van mens tot bier en borrel
Alles neem ik op zijn korrel
Zie bijv. onze burgemeester
Op de foto heus ‘n hele ster


Moet zij echter gaan besturen
Legt ze de stad in al de luren
Mooie praatjes spruit ze rond
Daarvan kwijlt alleen de hond


Verder grijpt ze soms op luchten
En is ‘t stadsbestuur in kluchten
Zevert ze straten aan de horizon
Om wat de stad tot nu niet kon


Veel miljoenen ook zijn er tekort
waarover mooi gesproken wordt
Daar wil ‘t dan gepast bij blijven
Zodat de raad kan blijven kijven


Schiedam het is een mooi verhaal
En Ketel 1 gebruiken we allemaal


En zo zitten we na jaren en jaren ineens met twee dichters
in Schiedam, een officiële stadsdichter en een zelfbenoem-
de boomtakdichter. Het is te hopen dat de stadsdichter wat
meer vanaf de grond schrijft, ik boomtakdichter tenminste
moet gezien voorgaand dichtding gewoon met eenvoudige
boomtakpoëzie aan de gang, poëzie vanaf een sappig dik-
ke boomtak in lyrische hogeluchtbenende letters gegoten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten