donderdag 20 december 2012

Brief (98) uit Schiedam

Nog even (zie ook brief 97) over Red ons van de dichters.

In zijn essaybundel laat Menno Wigman zien hoe hij tot
het schrijven van het gedicht Tot mijn pik kwam. Hij be-
gint zijn betoog met dat hij ooit een bloemlezing Arabi-
sche liefdeslyriek van Hafid Bouazza kreeg waarin twee
gedichten van Rashid ibn Ishaq staan; twee treurgedicht-
en op zijn penis. In het eerste gedicht staat dat zijn ge-
slacht vroeger vaak als een minaret stond, het tweede
vertelt van zijn penis die vaak in meisjeshanden slaapt
en dan precies als ‘een vogeljong van twee dagen zijn
kop opheft /naar zijn ouders’ om daarna weer ineen te
zijgen. Ze gaven de dichter Menno Wigman volgens pa-
gina 170 van zijn essaybundel de overweging ook eens
een gedicht over zijn eigen pik te schrijven, zeker nadat
hij een tijdje seroxat had geslikt op aandringen van zijn
huisarts en waarvan ie, de dichter, toch behoorlijk impo-
tent was geworden. Zo gedacht zo afgewassen. Al in de
volgende alinea is de titel er en ver in de nacht zijn er
zowaar twee strofen al opgepokerd. Weliswaar staan volg-
ens de dichter de eerste regels nog wat slap op de ben-
en, zijn er te veel woorden, maar is er wel al een lekker
fundamentje. Op pagina 183 is de laatste regel van het
gedicht een voldongen feit. Al moet er misschien, volg-
ens nog aldoor de dichter, hier en daar nog wat aan
een komma gepulkt worden. Een stukje verder, onder
het voltooide gedicht, staat nog wel even als aarzelend
commentaar: ‘Stevige woorden. Beschamend ook. Ik
weet niet eens of ik dit wel onder mijn eigen naam durf
te publiceren’.

Gelukkig groeide de dichter gezien publicatie van het
gedicht in ‘Ik ben een bijl’ en in de bloemlezing vorig
jaar uit eigen werk ’De droefenis van copyrettes’ over
zijn schroom heen, anders had dit pikgedicht (als eig-
en keuze van de dichter waarbij in de begeleidende
correspondentie hierover de nogal uitdagende woord-
en ‘een gedicht dat waarschijnlijk wel de aandacht van
een paar passanten zal trekken’) zowaar en nooit op
onderstaande poster kunnen prijken:

Poëziepleing augustus 2009kopie

De algehele schok, toch een ietwat heimelijk door de
makers van de poster gehoopt, in het Schiedamse pu-
bliek over zulk een hevig tentoongeschreven pik bleef
volledig uit (ha, denk toch eens terug aan de tijd dat
de kunstwerkjes van Joop Schafthuizen in beslag ge-
nomen werden in Schiedam op een enkele klacht). Na
de zelfmoordende dominee Haverschmidt én Joop zijn
de Schiedammers wellicht wat al te blasé tot in de slob-
berende botten geworden? Wel hebben we nog steeds
een stadsdichter die somtijds ook gedichten maakt van
en voor ‘t Schiedamse op schone kaarten (kleine post-
ers als het ware), zie hier, hier, hier, hier en hier, waar-
mee maar wil gezegd dat olé niet alles in S is verloren
vooralsnog.

Overigens is de bundel waarin getoonde poster zit nog
altijd te verkrijgen in de betere (eh ook hier) boekhan-
del.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten