woensdag 19 december 2012

Brief (94) uit Schiedam

Soms gaan er van die dagen.
Dagen die jou niet willen hebben.
Dagen die genoeg zijn aan zichzelf.

Niet dat het nu het geval is.

Eerder is dit een dag waarin ik een week in een keer zou
willen opslobberen. Zeven dagen vormloos vet van dikke
gebeurtenissen hup in een dag zich afspelend onder een
door wolken weggevreten zon. Waarin dat dikke wil ver-
zwolgen als was ik een wolf die al vele dagen een sappige
prooi is misgelopen. Waarbij bovendien zijn omgeving al
etmalen niet aanspreekbaar is en als een mislukt sonnet
ongerijmd door de ruimte bonkt met een ontoelaatbaarheid
die zelfs de leider van de PVV het strakke schaamrood op
zijn spierkaken zou bezorgen was hij daartoe uitgerust. Nu
wil ‘t geval dat dát nu net niet het geval is. Waarschijnlijk is
er bij tijd en wijle een overtollige scheut uitbijtsel bij het haar-
kleuren door huid en schedel van de PVV-leider heengesijp-
eld, heeft het goedje daaronder beslist een onbedaarlijk stuk
van de schaamtebedoening uit zijn hoog en droogbrein weg-
gepeuzeld.

Overigens wel lekker, het rechtzaakje waarin deze leider is
terechtgekomen. Het levert een klikfeest van jewelste op
waarbij hij, als hoofdrolspeler, heel knap, met maar zo goed
als één gezichtsuitdrukking, tenminste zo laat het zich voor-
alsnog aanzien, het hele proces zal gaan uitdienen. Daar-
mee aldus is advocaat Bram M. mooi in de aap gelogeerd;
een monomimespeler als beklaagde en dat verdomme nog
wel bij ZIJN proces van de eeuw.

Oef!

Een vrolijker ding van aard in de kraag vatten dan maar?
Zes dagen her plofte, dankzij de Poëzieclub, de bundel “Bij
eb is je eiland groter” via de brievenbus op de mat. Een mat
waaronder, ontdekte ik ooit, een familie Spin zich zo riant
had gehuisvest dat ik vader? spin wel buiten de deur moest
zetten in de hoop dat de rest van de familie wel zou volgen.
Maar onaangedaan wandelde de vader? een tel later al on-
der de deur door terug naar zijn gezin en legde, zo had ik
een wijle erna maar te begrijpen, een extra groot landgoed
met uitroepteken aan om nooit meer weg te gaan. Bakken
met kinderen ook hebben ze inmiddels mocht ik fijn mee-
beleven toen ik, na veel te lang, de euvele moed had op-
gevat de deurmat waaronder de familie Spin verbleef toch
maar eens uit te kloppen. Er is geen ontkomen meer aan,
nog wat jaartjes deze toestand deze toestand laten en er
trippelt een hele wereldbevolking aan spinnen door de iele
hal achter mijn voordeur. Kan ik niet meer met goed fat-
soen en zonder een deel van die bevolking onder mijn
sportschoenen te pletten de deur nog uit. Zal ik van de
weeromstuit de achterdeur moeten gaan gebruiken om
nog in de buitenwereld te geraken. Een web, ja, een ver-
schrikkelijk web is het allergaarst waarin ik ben geraakt.
Wel grappig is dat de op de mat geplofte bundel begint
met een gedicht getiteld “worstelen met de plooien van de
tent”. Ha!, alsof de dichter van mijn familie Spin vol op de
hoogte was. Want, zoals verteld, die hele spinnentent heb
ik dus mooi in ‘fikse’ worstel even niet weg kunnen krijgen
als was het een enge droom die bij wakker worden hooguit
nog wat vage raargevoelens heeft achtergelaten en dus in-
gezakt is als de walvis aan het eind van het gedicht. Mooi
niet. En volgens mij heeft de dichter óók niks met spinnen
want in de bundel heb ik maar één keer iets, op pagina 22,
over spinnen vernomen, en dan ook nog eens over spinnen
die niet meer lopen omdat er een windje zich in het gedicht
begint te manifesteren, weliswaar snel uitlopend op een
storm zelfs helemaal voorbij de schaal van Beafort. In de
bundel komen, zoals de dichter zelf ook al verbaasd op-
merkte in een interview, vrachten aan dieren langs; sar-
dines, haringen, ganzen, walvissen, dolfijnen, vogels, een-
hoorns, kikkers, koeien, mieren, een poes, vlinders et ce-
tera. Ofwel, een aanzienlijk deel van de fauna waart in de
bundel rond. Alleen de spin komt er, in letterlijke zin, be-
kaaid af. Ik zal de familie wonend aan de Matweg hiervan
maar niet verwittigen. Voor je het weet bouwt het zich uit
wraak nog een fiks landgoedje met leesteken. Trouwens,
in mijn dromen is het vaak al zover, met pa Spin voorop
marcheert de ganse familie door mijn huis om een aan-
vaardbare plaats voor een tweede onmetelijk landgoed
te zoeken. Ja, zelfs dwars over mijn doorwoelde lakens
trippelen ze, opgewonden kwebbelend over hoe fraai en
ruimtelijk de nieuwe plek wel niet wil gaan zijn waarbij
sommige deugnieten van kinderen even pesterig onder
de lakens kruipen, mij met zes van de acht poten krieb-
elen op zo’n doorwrochte wijze dat er geen greintje genot
aan te beleven is en ik uiteindelijk hevig in mijn lijf rillend
van brrrr wakker kraak met een schrille schreeuw alsof ze
verdomme de eerste heipaal al aan het slaan zijn voor dat
tweede landgoed.

Gelukkig is het maar een onschuldig droompje. Iets waar-
mee genoemde bundel ook al in alle toonaarden stoeit.
Al zijn de dromen daarin niet zo onschuldig. Zelfs in het
slaapliedje dat in die bundel is te vinden wil de dichter de
persoon in het gedicht per se in een open donker door
een bos van dromen laten lopen als om het verlangen
met verrassende invalshoeken naar de werkelijkheid te
kijken werkelijkheid te laten worden via allerlei dromen.

Waarom nu toch dit alles in deze brief naar boven gelepeld?

Geen idee, maar ik, toch al eeuwen een fiks te willen worden
schrijver wil nu eenmaal woorden op papier knallen. Het liefst
natuurlijk klinkend als een danspartij van dansers op satijnen
voetjes, lichtvoetig maar met hoge plafondrakende sprongen.
Helaas kunnen dansers niet elke dag in supervorm zijn, de
dichter van genoemde bundel gedurende het schrijven ervan
heel wel behoorlijk wel, lichtvoetig tegen het plafond pratend
soms, zet hij het asje van onze werkellijkheid in bijna elk ge-
dicht op een net iets andere denkdraaistand. En dat is schoon,
heel schoon!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten