vrijdag 21 december 2012

Romanke .1


Sprookje

Het begon pas echt nadat ik met een hamer
de pootjes van de kat aan gort had geslagen.
Tot dan toe had het geen enkele kans gehad.
Mijn leven.

Dus liet ik de kop van de hamer na de daad
omsmeden tot een brede band. Om de pols
te dragen. Mijn pols.

Drie dagen na het smeden zat ik in het gevang.
Al heeft dit geen enkel belang voor mijn leven.
Een weekje later nl werd ik alweer vrijgelaten.
Men had zich nogal vergist.

Uit het gevang wilde ik diep.

Eens danig onder de zeespiegel rondsprokkelen
leek me het juiste begin daartoe. Groots en vrij
zogezegd. Twee drie decimeter. Dieper kwam ik
niet. En dat vrije bleef dus ontstellend weg met
zo’n luchtcilinder op je rug. De vissen ook dull.

Dan maar even een straat beleven met een iele
auto. Rood met witte stippen. Maar spillebenen
had ik al uit het water in de lucht zo leek mij de
logische volgorde.

Dus bouwde ik een vliegtuig.

Omdat er geen rem op zat werd ook dat niks
volgens de verkeersleiders. Ze wezen naar
beneden. Daar hing een fiets op slot tegen
de flank van een onaardig versleten paard.

Een oude man aaide de fiets.
Liet het paard ongemoeid.

Het paard kreunde de fiets van zich af. De
oude man liep door want een ha meisje in
minirok keek alsof ze beslist!! niet geaaid
wilde worden. De stof gaf haar hele heup-
lijf voldoende ruimte.

Later dronk ze thee.
Met uitzicht op opa.

Beetje hongerig stap je van zoiets een patat-
zaak binnen en biedt op een hele koe. Dat
wilde ik. Alleen een koe in stukjes was er.
Broodje kroket dan maar. We kunnen er wel
een bestellen. Dat hoefde voor mij niet, een
meisje had ik ook nog niet gehad zo zonder
echt begin. Aldus verdronk er in het kanaal
een vis. Het dier was niet geleerd hoe kieuwen
werken. De burgemeester (ook van het kanaal)
sprak de hoop uit dat dit niet heel veel vaker
ging gebeuren. Jezus had al ‘s iets met vissen
uitgehaald.

Terug naar moeder. Geen optie. Ik zag haar
al staan met die manke kat in haar handen.

Achter het enorme burau stond een lege stoel.

De secretaresse en de stoelzitter waren gaan
lunchen. De telefoon rinkelde niet en op straat
speelde een mier met de schone gedachte een
klinkklare hoop op te werpen. Van tussen de
naden om de tegels verzamelde het dier gelikte
korrels zand.

In de fabriek maakten ze lepeltjes.

Er moest toch wat.

Toen ik mijn huis niet meer uit kon vanwege
de lepeltjes volgde ontslag want het gevang
had ik al gehad. De lucht kreeg een eigenaar-
dige gele kleur. Net of van Gogh tegen een
onnoemelijke hoge ladder was opgeklommen

In een kamer renden twee mensen om een
modelspoorbaan. Ruzie of gewoon wat geil.
De bakker stond al zijn hemden te verkopen.

Van brood en meer bakspul dus veel sprake.

De buurt wilde even geen vis meer.
En ik ving mijn huis te verven aan.

Zonder de lepeltjes was er weer ruimte. Het
huis brandde niet af. Zonk wel wat weg in de
aarde. Het geverfde niet geheel en al voor
niets dus kwam ik vader tegen. Hij was ermee
verlegen. Moeder is dood maar nog altijd niet
bereid je te vergeven en zullen we het dak nu
repareren. Maar ik had net mijn huis geverfd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten