woensdag 12 december 2012

Brief (16) uit Schiedam

Nee geen Schiedam dit keer, maar Rotterdam,
en wel omdat het dicht tegen ons woonplaatsje
leunt. Wel lekker, overigens. Want zoveel stad
en dat vlakbij is ons een absolute must. Echter,
dat we, vriendin S en ik, nu vaak naar R gaan,
dat is weer even een heel ander versje van in-
zang.

Eens per jaar naar museum Boijmans of een an-
der slenterkabinetje, meer gang zit er veelal niet
in. Alleen in de voorfeestelijke kerstweken, dan
doen we kraakstevig Rotterdam. Niet om ‘t gra-
ge; de jaarlijkse cadeaupracht wil dan moetend
aangeschaft voor onder de boom op de eerste
van de twee meest gewilde, bekende alsook ge-
roemde dagjes ons landje rijk.

Weinig Rotterdam dus.

Nu ja, soms, heel soms ook nog naar Donner (dé
boekenzaak van…), of naar Harrolds (dé kunst-
benodigdhedenzaak van…).

Maar voor de rest geen Rttrdm!

Goedbeschouwd leven we meer met en naast een
idee waar we, al doen we het zoals gezegd vooral
zelden, in en uit kunnen lopen hebben we daar zin
in.

Het idee is genoeg.

Trouwens er zijn meer ideeën. Vriendin S en oud
brood bijvoorbeeld. Dat het oude – zonde – eerst
op moet. Ons versbrood wil hierdoor nogal eens
verkommeren tot oud onder het kraakknappen
van de vorigedaghap. Verbaal probeerde ik S wel
eens voorzichtig in de richting te duwen van eerst
de net door ons gekochte nog warme, heel witte
verswatjes met de overheerlijke knapkorst weg te
happen alvorens het oude….

Tevergeefs!

En niet zomaar, maar werkelijk tevergeefs. Zelfs
toen op een niet-dag in onze vakantie op radio 5
werd gemeld dat er een vrouw in Nederland 115
jaar was geworden. Zulk een leeftijd bereiken, zo
boomde ik direct tegen S, dat kan volgens mij al-
leen door ‘s morgens vers brood te eten. Maar S
zette de radio uit en via een vers oud broodje dat
ze in een rechte lijn naar me toeschoof liet ze me
weten dat mijn verweer volgens haar weer eens
heel best niet klopte. Kijk om je heen, ging ik
toch door (wees daarbij flinkdanig naar de deel-
nemers van de tegenwoordig zo populaire 65+
tour in de nog niet vakantiemaand juni waaraan
ook wij -met tent!-, masochistisch als we zijn,
ieder jaar zonder al te gezochte legitieme reden-
en – oude auto, gemakzucht en beslist geen zin
in al die reserveringen vooraf – meedoen), zie je?
S zag.

(wat ze zag? kwieke plusparen, iedere morgen vers
brood etend, allen in het bezit van een stevige mid-
denklasser, daarachter, bij campingaankomst van
niet weer vertrekken, een luxe caravan, twee fietsen
op het daarvoor aangeschafte rekje, een praatstaaf-
je, en ingehouden buikjes van mannen die met min-
stens tien jaar jonger in hun lijf rond genoemde mid-
denklasser met wielhuisje dwarrelen, hun vrouwen
daarmee danige trekken van bevreemding bezorg-
end op het ook al van al dat niet-verplaatsen zo ge-
bruinde gezicht.)

En S, na al dat pluszicht: hoezo geen oud brood?

(waarbij ze als extraatje nog even fijntjes op de al
genoemde inhoudbuikjes wees die ‘s ochtends, zo
zei ze erbij, op aanwijzing van doorbruind vrouwke
de voor hun leeftijd veel te zware rijwielhuisstoma’s
vol nachtelijke oudedrangplasjes op een door hen-
zelf noodnodig gefabriceerd karretje moeten gaan
legen willen ze nog een stevige wijle in de niet-ver-
plaatsstand blijven verblijven.)

Minmorrend eet ik dus tegenwoordig oud brood.

En hier, ja hier, had deze brief moeten eindigen,
ware het niet dat ik plots zie dat de aantekening-
en, waaruit ik dit betoogje heb opgebouwd, met
een PimFortuyn pen zijn geschreven. Waar komt
dat ding verdomme vandaan? Ik heb toch zeker
heel braaf nooit op die aller Pim… Het zal zeker
komen uit de nalatenschap van mijn alweer een
paar jaar geleden overleden vader zo gok ik on-
danks al dat dwingende “over de doden niets dan
goeds” gedoe. Het ding heeft waarschijnlijk al die
tijd tussen de bladen van het notitieblok geklemd
gezeten waaruit ik putte voor bovenstaand stukje.

Donkerblauw, is ie, die pen, met een knappe barst
in het onderste deel van het bovenstuk zodat bij het
schrijven van de aantekeningen het ding regelmatig
uit elkaar dreigde te vallen zo weet ik ineens weer.

“Lijst Pim Fortuyn”

Dat staat erop gedrukt in witte (Lijst) en gele (Pim
Fortuyn) letters. Ze zijn, nu ik die pen wat beter be-
kijk, al behoorlijk aangevreten door de tijd of wellicht
door veelvuldig schrijfgebruik (mijn vader?, maar de
nu heus wel beste braafman schreef weinig of nooit).

Ook staat onder de aangevreten naam het telefoon-
nummer vreemd genoeg danig pront en duidelijk nog,
of je Pim hup zo kan bellen en hij met dat alom be-
kende aanstekelijke elan, zo streekwoordelijk voor
hem, zal gaan opnemen om je te bewegen toch voor-
al op hem, dé Pim, te stemmen. Trouwens, over dat
aanwezige pronte op de pen is bij nader inzien zo-
waar nog wel het een en ander te zeggen. Zo is er
bij voorbeeld te zien dat in het nummer (0900 – 400 -
4500) op dat te blauwe schrijfding verdacht veel nullen
voorkomen! Zeven om precies te zijn.

Ironie?

Overigens, bij nog wat verder kijken kan men eh ook
constateren dat het kiesnummer uit elf cijfers bestaat.

ELF!

Ja zeker!

En over het donkerblauwe nachtkleurtje van het ding
zou ook nog wel wat te melden zijn, maar zoals het
wel in alle volksmonden heet: teveel lurken aan een
pijp doet zo’n ding oververhitten.

Een voorzichtige conclusie dan maar?

Wellicht had de heer Fortuyn destijds wat meer op
zúlke zo voor de hand liggende voortekenen moet-
en letten alvorens… Nu ja, hopelijk is het een voor-
zeggend tipje voor onze moskeeter Geertje W. en
de alombekende maar ook zinkende grootRietjevol-
TON.

Werner Spaland

Geen opmerkingen:

Een reactie posten