vrijdag 14 december 2012

Brief (37) uit Schiedam

Foto_0026

Waarom deze brief met een foto van SAGE (duo dat al
heel vaak beelden van willekeurig welk een straat heeft
gefotopikt) beginnen?

Ten eerste omdat ik het oerend gaaf vind een foto van
een vertrapt sigarettenvloepapiertje dat onbedoeld ver-
worden is tot het beeld van een mannetje starend naar
iets dat voor zijn voeten ligt en waarvan ten tweede een
buurman, toen ik ‘m de foto liet zien, dacht dat hetgeen
op het groen ligt waarnaar het mannetje staat te staren
iets ongepast herfstigs heeft waarvan hij, het mannetje,
hevig in gedachten is geraakt en waarvan bij het zien
ervan ook heus bij hem, de buurman, zijn gedachten
zich gingen bedienen van een opdringerigheid als was
hij zelf in levende lijve op dat ongepast herfstige ge-
botst en wilden ze, die gedachten, met alle geweld zijn
gemoed in overeenstemming brengen met de sfeer van
de foto door een woord zijn schedelcompartiment in te
ruwen met zo’n overrompelende dwang als zou hij het
echte leven wel kunnen vergeten schonk hij aan dat
woord niet al de aandacht die zij wilden dat hij er beslist
aan zou moeten schenken (werkelijk, zo zei hij het, die
de buurman). Echter, de buurman was als de dood voor
het woordje dood. Jazeker, dat was het woord dat zijn ge-
dachten zo onverhoopt in hem persten bij het ingeseind
krijgen van de foto, zo ook vertelde hij mij, hij leeft en
daar heeft de dood niets mee te maken vooralsnog, al
dat levenloze sombergedoe komt wel met de dood, ja
zo redeneert hij altijd stoot hij pardoes op dingen of ge-
beurtenissen die met al de dood zijdelings wat te maken
hebben. In mijn leven moet leven en geen dood!

Waarachtig, zo was het devies van de buurman.

Geuit tijdens het moment waarop de foto hem danig strak
bij de kladden nam en waardoor ik hier nu zit te schrijven
over dat tot nu altoos verfoeide doodfeit dat volgens hem
niets om het bot heeft dan al de leegte te verstouwen tot
in alle eeuwigheid. Een begrip overigens, dat laatste, waar
zijn schedelinterieur blijkbaar veel te kort van door de bocht
schiet om te bevatten, dus waarom dan wel effe met de
dood gaan lopen klooien als heel die eeuwigheid al zo’n
ongrijpbaar concept is? Mooi even niet dus, zo blies de
buurman. En dan komt er zo’n foto, zo ging hij verder,
hem in de kop leidend naar een toekomstig einde waar-
over dan de denkpulp in die kop gaat zitten peinzen of
hij bijvoorbeeld begraven wil worden of dat hij zich in een
crematiegebeuren moet laten schuiven om, deed hij het
laatste, in zekere snelheid van wat minuten tot die be-
roemde stoftotstofuitspraak te verworden waarbij hij niet
in de hel hoeft te branden, want hij is dan reeds verbrand
tot ver in bot en ziel ook al wordt er steevast beweerd dat
de ziel het lichaam verlaat zodra… Ha, daar denkt hij dus
wel effe anders over. Laten we de vergelijking met de
baardgroei eens betrekken op die ziel, zo zei de buur in
zijn anders denken, want de baard (of nagelgroei voor zijn
part, want ook dames gaan dood) die groeit nog wat voort
als het leven geweken is. Voorbeelden te over. En wie zegt
hem dat de ziel niet van hetzelfde laken en pak doet door
nog wat weekjes in het lijkje rond te waren alvorens naar
elders te vertrekken? Wie bewijst hem dat het anders is?
Nu ja, hij gaat er genoeglijk van uit dat ze met de rest
gewoon verbrand wordt, dat zieltje! Niks hel en verdoeme-
nis dan alleen net voor het crematiegebeuren. Een kort
fikkie, meer maakt het zieltje niet mee en dan ploft ze
tot stof als de rest van het lijk met de dan even ook niet
meer doorgroeiende baard.

Begraven geen optie?

Nee!

Want hij, de buurman, kan zich levendig voorstellen dat
zo’n zieltje, zonder de crematieverbranding, na een paar
weekjes wel wil vluchten uit het begraven lijk vanwege de
helse stank die de verrotting veroorzaakt. Even het frisse
universum in om op adem te komen. Al zal het frisse er-
van dat zieltje al snel bezuren; geen zuurstof, bijna geen
licht, niemand in de buurt, de medezieltjes, op aarde al
waren ze namelijk onzichtbaar, laat staan in zo’n onme-
telijke ruimte als het universum waar theologisch dan wel-
iswaar een hemeltje is gepland, maar waarvan heel wel
aannemelijk is dat het verdomd moeilijk zal zijn deze te
vinden zo zonder een gedegen reisgids of TomTom. Zo-
dat het alsnog, na het begraaf, een fikse hel wordt daar
in de ruimte te vertoeven zonder de fijne uitkomst van
een totale verbranding bij een crematie hierboven be-
schreven als middel tot een snelle onthouding van in
ieder geval de hel.

U ziet hoe zo’n fotootje een mens als mijn buurman
op indringende gedachten laat komen die licht tot een
algehele verlichting leiden. Want volgens hem heb je
bij het cremeren heus een korte hel, de hemel en ech-
te hel worden door de zielsverbranding al snel lekker
weggepoetst, terwijl bij het begraven de ziel de onvind-
bare hemel totaal voorbij zompelt om van de weerom-
stuit maar in een hels eenzaam eeuwigdurend ruimte-
helleke te moeten vertoeven vanwege die even nooit
te vinden opzoekhemel. En zo is het dus, met wat an-
dere woorden, al is doodgaan sowieso een hel, bij de
een fijn wat korter dan bij de ander, en ha, precies dat
ziet hij in bovengegeven foto; dat het mannetje staart
naar iets als de dood, en wel de eigen dood wat hem,
de buurman, betreft, een dood vol twijfel om zich te
laten cremeren of te laten begraven.

Natuurlijk staat het u vrij er een geheel stevig toetje
anders over te denken dan deze buurman bekijkt u
de foto na deze brief nog eens goed. Heel mogelijk
ziet u in het mannetje een theosoof die te getroffen
door al het schoons voor en onder zijn voeten er een
geheel nieuwe en totaal kloppende theorie gaat uit-
benen die heel de wereld zal verbazen. Of zelfs dat
er in zijn theorie de hemel alsook de hel heel klop-
pend worden gemaakt en zelfs makkelijk vindbaar
al lijkt dat volgens de buurman vooralsnog heel on-
waarschijnlijk gezien het minieme volume van ons
brein waarin zulke grootheden alleen bedacht kunnen
worden naar abstracties volkomen onbruikbaar voor
bij voorbeeld (om maar eens even geen mensen te
nemen) al de bomen aan de overkant van de straat
waarin hij, nog steeds de buurman, woont, want al
schreeuwt zo’n theosoof nog zo hard over hemel en
hel de bomen zullen er heus geen milimeter meer
of minder om groeien en gewoon op tijd hun blaad-
jes zowel braaf blijven produceren als weer afwerpen.

Welnu, een loodvrije dag zonder buurman, dat is
wellicht wat mij nog rest u toe te wensen, want wij
als graagnosten op deze wat te benevelde zondag,
ha!, wij weten wel beter, toch?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten