maandag 17 december 2012

Brief (72) uit Schiedam

Zondag alweder en al een wijlchen geleden dat

En zowaar in deze tijden is het schoon van node.

Tijd dus voor een hernieuwd Genisisspotje in dit schrijven:

rationeel lied vol zaken die er dan ook wel toe zullen doen


…graag wil ik, niet te lichtgelovige, weten met welke argumenten
de hier aanwezige gloedvolle spreker tot zijn standpunt kwam aan-
gaande het atheïsme en vooral dat het leidt tot de vernietiging van
alle denken.

spreker:

Het denkproces is een ingewikkeld neurofisiologisch proces in
de hersenen, het geloof in toeval van de atheïst een blind proces
dus ook het denken van een atheïst is een volkomen blind gedoe.
niet lichtgelovige:

Er is het beginsel van voldoende grond (geen bewijs /ook geen,
zeg bijvoorbeeld, god) en terecht is er het verstand gericht op
toeval want zie de evolutie toont de rede betrouwbaar, een nut-
tig instrument ook tot overleven.

spreker:

Iets wat betrouwbaar is gebleken hoeft nog niet automatisch
waar te zijn, want rede ontstaan op grond van toevalsproces-
sen waaruit ware kennis kan verkregen is deerlijke labbekak-
koek voor een beetje christen.

niet lichtgelovige:

Aha, wel mogen we voor zeker op gods waarheid bouwen,
deze heus op universele schaal als rationeel aanvaarden?

spreker:

Ja, want een christen heeft deze atheïstische problemen niet,
deze gelooft dat het heelal geschapen is door God, dat Hij het
bewust heeft gewild zoals het nu is.

niet lichtgelovige:

O?

spreker:

God heeft een bedoeling met het heelal, de mens met een
goddelijke rede begiftigd kan erop vertrouwen dat hij de ware
kennis over de wereld middels Hem kan krijgen en dat deze
kennis ten volle betrouwbaar is en tot in het oneindige waar.

niet lichtgelovige:

Dus eigenlijk: zonder god geen rationele waarheid.

spreker:

U hebt het begrepen.

Na dit gesprek ging de niet lichtgelovige nogal in verwarring
naar de kerk, hij wilde van de weeromstuit zo graag geloven
dat het gebouw een God herbergt, hij wilde zo graag dat hij
door de kracht van het geloof van de spreker de bewoner van
dat grote pand helemaal voor zich kon gaan zien, de bewoner
als het ware naar levende lijve op zou kunnen roepen, Hem
zou kunnen mogen aanraken zodat het erge door de spreker
zo verworpen toeval zich verre van hem, niet lichtgelovige,
zou werpen.

Waarachtig, zo graag wilde de niet lichtgelovige dit alles dat
hij het experiment van geloof met een voor een niet licht-
gelovige bijna ongeloofwaardige geloofsovertuiging aanging.
En niet voor niks zo bleek, want alsof de duivel met het ex-
periment speelde kwam daar zowaar de God van de spreker
aangestiefeld vanuit de pastorie alsof er net een lekker bak-
kie koffie was genuttigd met een van zijn zo trouwfijne hulp-
knechten, ook wel, in dit huiselijk verband, pastoor genoemd.

Eerst was de niet lichtgelovige volkomen flabbergasted, gooi-
de dan zijn ongeloof en zichzelf in volle overgave op de knieën
voor hetgeen hij daar aan almacht naar hem toe zag schrijden.
Spijt had hij van alle anti-godsdachten uit het verleden. Nooit
meer zou hij twijfelen. Nooit nog zou hij in domme discussie
gaan over de bestaanszekerheid van de God van de spreker.

En zo geschiedde dat de niet lichtgelovige nog lang en gelovig
kwam te leven. Hij kreeg in de loop van de tijd zowaar zin in
een gezin, kwinkleerde later de heilige woorden van de bijbel
over vrouw en kroost. Ook ging hij als laatste van het fijn door
hem gestichte gezin dood.

En daar zat hem nu net dat in een lied als dit te verwachten
cruxje van dit uiteindelijk toch nog op heiligdom gestoelde
goedgekomen leven. Heus wel dip alleen zijnde als laatst
overgeblevene kreeg de ooit niet lichtgelovige namelijk
alle tijd en zin om weer eens wat na te denken.

Eigenlijk zoals vroeger.

In het begin van deze eenzame denksessies deed hij nog
wel eens de bijbel even opslaan om zo tot een waarlijk
godsvruchtig denkproces te komen, echter, allengs liet hij
dit bijbelritueel varen en vertrouwde weer wat meer op zijn
ervaring als voormalig denker.

Gelukkig ging ook hij dus dood.

Dit laatste waarmee waarlijk niet bedoeld wordt dat hij het
fijn vond om, na het heengaan van vrouw en kroost, troost-
end snel dood te gaan. Nee zeg! Zowaar hier wordt bedoeld
dat de gelovig geworden niet lichtgelovige ondanks het weer
wereldse denken onwerelds gelukkig bleef in zijn opgelopen
gelovig bestaan tot op het moment van zijn, uiteraard door
God veroorzaakte, net-op-tijd-doodgaan zodat de spreker
uit mij, het lied hierboven, met heilig en zekerlopend gerust
hart danig verder kan spreken over de erge vernietiging van
het denken veroorzaakt door het atheïsme.

lezer:

Eh… Crux?

lied:

Dat de gelovige niet weer werd als vroeger. Dat is toch vet fijn?

lezer:

O

Geen opmerkingen:

Een reactie posten