maandag 17 december 2012

Brief (73) uit Schiedam

Allereerst, sorry!

Echter.

Het blijft maar stromen, de poëzie.

Alsof er al niet genoeg samples zijn met steunwoorden in gedichtgracht-
en. Waar, op de kades ervan, al de steunwoorden zouden moeten leren
verdragen dat de blauwe lucht simpel een kwestie is van een heetbak, bij
toeval door wat natuurkrachten ergens gedropt in het heelal en ze zich, de
steunwoorden, even geen illusie moeten denken dat zij de oorzaak zijn
van dat blauw.

Waarlijk nee!

Het is gewoon een kekke leer van de aldoenlijke leerplank dat van dat
heetbakje. Een heetbakje waaraan zij, als steunwoorden, geen donderse
inbreng hebben hoeveel aan steun ze ook in hun naam hebben hangen.
Wat dat betreft zouden ze een voorbeeld aan machines moeten nemen.
Onvermoeibaar doen die hun ding zonder een moment ook maar de
blauwe lucht te ontwaren. Laat staan erover na te denken. Nu is het
dat machines door mensen zijn gemaakt. Dat hier dus even de mens
dingen heeft geproduceerd die zichzelf, met hun beetje menshulp, in
beweging kunnen zetten. En er tegen alle weerwil op zijn minst direct
een vergelijking wil opdoemen met dat “de aarde scheppen” van onze
lieve Heer. Hij heeft ook een soort machines, de Mens genaamd. ge-
creëerd die zichzelf, weliswaar ook met wat hulp (zie de alombekende
en geliefde zaadoverdracht) in beweging kunnen zetten. Welnu, hieruit
kan simpelweg geconcludeerd dat er nogal wat copy paste aan de hand
is in de wereld, de hemel en in het heelal. Een copieerdrift die zich
uiteindelijk eenvoudig laat vertalen naar een toch wel vaak genant au-
blauw waar het luchtblauw in de verste verte, zoals te constateren valt,
niet aan verwant kan zijn.

Maar waarom toch al deze woorden, een bloemblad vraagt zich toch ook
niet af waarom het over ‘t luchtblauw moet denken met al de andere blaad-
jes. Het hangt gewoon mooi te zijn. Tot aan de dag van de pluk. Eenmaal
ontworteld verhevigt het de glans al weet het dat de vaasfase waarin het
nu gaat belanden nogal bedroevend kort zal zijn. En dat het extra zichtbare
(in glas of aarderwerk en zonder blauw o zo dicht bij de mens) heus geen
dotje meer aan stuifmeel oplevert al beglanst het de omgeving nog zo
mooi. Hooguit wil de sfeer in mensenhuizen voor een smal uurtje vanuit
gevulde vaasjes zoet opgelooid zijn.

Inmiddels is wel duidelijk dat ik nogal flink geen idee heb waarover deze
brief zal moeten gaan al staan er al zo’n vierhonderd woorden te vreemd-
en hier (eigenlijk had ik het over het gedicht “Een uur ik” willen hebben,
maar al na de 4 eerste regels van dit schrijven ontdekte ik dat daar al over
geschreven is, en wel in Brief 22). Echter, daar deze brief al een flink stuk
aan zijn ontstaan bezig is mep ik schuldgedwongen persistent maar door
met woorden die uit de toetsen vliegen als wanen ze zich de volste woord-
en van de hele schrijfwereld.

Eh… Onzin dus!

Daarom maar iets completely anders voordat u door verdwazing afhaakt:






Tuit! niet?, zo’n stukje onbeschreven wit. Ik hoop dat u het nauwgezet
gelezen hebt en zo de enorme diepgang ervan hebt kunnen ervaren.
Zo niet dan gaat u dat zeker doen met de wetenschap dat het gegeven
wit is opgebouwd uit allemaal geleende witregels behorend aan het ge-
dicht “sowieso” (blz 176) uit de bundel “buurtkinderen” van Arjen Duinker.

Bekomen?

Mooi, dan ploeteren we ons ook nog even naar de overvolheid van het be-
staan middels een xperimenteel gedicht dat hier ter plekke zal ontstaan:

X naar het domein van x

Zes lijsters in de cokpit van een vliegtuig
De haan kukelde van jaloezie
Maar de bloemen in het veld bleven staan

Een kilometer verderop
Ontstond een molshoop

Ook was op de maan
Sinds de maanlanding
vanalles in stilte gehuld

De lijsters wilden er geen boodschap
Aan hebben het vliegtuig vloog hoog

Ergens in een huis
Lag een doodzieke
Die gilde het doodzieke niet hebben

Een stekker in het stopcontact elektrisch
Gevuld dacht er het zijne van
En blies dit uit via de radio maar niemand

Er voer een schip voorbij
Buikvol heb van de wereld
Het water droeg de daden

Een groen vlak op een muur
Speelde voor weiland
Koeien hielden zich wijselijk

‘t Vliegtuig met de zes lijsters daalde
De aarde stokte niet eens op haar as

Goed, genoeg poëzie en einde deze brief.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten