dinsdag 11 december 2012

Brief (4) uit Schiedam

Zie toch eens even dit weekstaatje

Zondag: vrijwel
Maandag: wolken
Dinsdag: net even niet
Woensdag: regen
Donderdag: wel neig tot
Vrijdag: opklaring
Zaterdag: parasol of paraplu?

Uiteraard hierbij de niet-poëtische maar wellicht nodige aantekening
dat een eventueel te maken opmerking van “het gaat je in dertien
woorden heel goed slecht af” niet bepaald van dé diepgang getuigt
die het eigenlijk wel zou willen moeten hebben gezien de afwisseling
waarmee het totale zo volledig tot uiterste uitdrukking wil worden ge-
bracht in dit zo summiere lied van precies dertien betekenisgevende
woorden achter de dubbele punten waarmee de weekdagen willen zijn
weergegeven. Want dat goede slechtgaan zit natuurlijk reeds in het feit
van het dertiental besloten, gegeven het gegeven natuurlijk dat dertien
een ongeluksgetal is te zijn. Ooit door een erge kruisnatkijker verzon-
nen waarschijnlijk om toch vooral de zon verre van zich te houden om-
dat het genieten van de stralen die natkijker ff niet gegeven was. Waar-
uit dan weer kan worden geconcludeerd dat woorden opgeklotst in en
door willekeurig welk een iemand met zulk een nederkijk werkelijk zo-
danig bepalend kunnen worden in de wereld dat die wereld bevlekt raakt
met onbedoelde zwarte plekken die de regen een dusdanige kleur van
somber beleven geven dat genieten wegblijft daar waar het ook wel tot
een gelukbeleven had kunnen zijn dat er regen valt zo nu en dan en mo-
gelijk ook in de poëzie.

Want neem nu een vers als dit:

Testbeeldig


ofwel van

ogen en oren schrappend
langs getoonde straten
rupsen draken moeders vaders


te zien

gemeengoed

veranderlijk als het weer gaan ze
elkaar soms toch met lolly’s te lijf


ook als het regent

zijn er weinig mensen
in de stad te vinden
die het hoofd buiten hun raam steken


het lesmateriaal pal voor de deur

verhalen te rapen
uit trottoirs
gevels van stadspaleizen of


zomaar aangemeerde zomers

Een vers waarin fiks het woord regen voorkomt op een manier
die nogal op kantelen staat naar zowel hé verdorie (het hoofd
niet buiten hun raam) alsook naar ha lekker (want elkaar heerlijk
met lolly’s te lijf) zodat de regen iets krijgt van moet er nog wel
neergedrensd worden in een gedicht als dit waarin al zoveel
droge nattigheid tussen de regels voorkomt, waardoor de be-
tekenis (zo dubbel al) nog eens verdubbeld wordt door die ex-
pliciet benoemde staat van regen. Hier kan men dus, om het
zo maar eens te zeggen, van geluk spreken dat de regen zó
dubbelop een gegeven is dat het zich als vanzelf opheft in zich-
zelf zodat de zomaar aangemeerde zomers een heel belang-
rijke rol kunnen spelen in dit zogenaamd nogal van regen ver-
geven gedicht.

Maar eh…, het weekstaatje:

Is het u ooit opgevallen dat al de weken van z(ondag) naar z(aterdag) lopen?

Dus van z naar z eigenlijk?

En ook:

Net een klapstoeltje toch, die z. Drukt men denkbeeldig op het
bovenste ztreepje wil het zeteltje logikaal gesproken terug-
klappen naar _ (min) als lag het plots in een zeer strenge
winter. In de zomer daarentegen klapt het mogelijk op zon-
dag weer open, logikaal ook hier, want hoe dicht staat de z
dan niet bij de o van de zon, waarmee maar wil gezegd dat
ook de op het eerste gezicht zonder woorden leeg lijkende
letters de wereld wellicht danig in zich tergen.

Zie dit gedicht bij voorbeeld:

Samenvatting


a

bcd
efg
hij


klm
nop


qrs
tuv
wxy


z

Waarbij dan toch weer, zo eindigend bij de z van het klapstoeltje,
deugdelijk is te veronderstellen dat het zeker nog helemaal niet
duidelijk is of de letters in woorden nu afhankelijk zijn van onze
invulling of…

En zie het woord dood, twee keer de o van de zon in zich dragend.

Hoe dat nu te verklaren?

De zon dubbelop heft ook hier zichzelf op wellicht?

Werner Spaland

Geen opmerkingen:

Een reactie posten