zaterdag 15 december 2012

Brief (45) uit Schiedam

Had ik het gisteren o.a. over de regen, valt het vandaag
met meer neerplenswellust dan ooit op nauwelijks twee
weken oud zijnd krokusgroeispul dat nu met de kleur-
koppen gruwelijk tegen de grond geslagen wordt door al
dat natte geweld waarvan, overigens, wel mijn humeur in
een gonzende klik springt omdat het dak boven mijn
hoofd alle zondvloeduitstort mooi even bij mijn haardos
weghoudt, haar waarin ik vanmorgen nog druk met een
metaalkam heb staan harken vanwege een slaapcoupe
als leek ik de eerste, de tweede en ook alvast de derde
wereldoorlog te hebben uitgevochten nauwelijks nog daar-
bij aan de dood ontsnapt om deze brief te schrijven waar-
in ik het dus beslist niet over het weer wil hebben. Want
als er geen weer is blijf ik gewoon binnen in me vanwaar
ik door gaten naar buiten staar om mijn innerlijk op gang
te laten komen naar zwaarzinnige gedachten die ik ver-
volgens al na enkele minuten op de rug werp en via mijn
zwaar beschoende voeten overlaadt met hakstampen zo-
dat al de zwaargang futloos wegvloeit naar de plaats waar
ik gewonde gedachten bewaar om ze later nog eens in
een gedicht of zo te gaan gebruiken daar ze zich, lekker
doorleefd, heel werkelijk in strofen laten duwen die met
een beetje muzenmazzel een gedicht van heel jewelste
gaan vormen de lezer totaal in alle verwondering zo ach-
terlatend dat hij/zij er de komende tijd geen bundel meer
van hoeft open te slaan om nogmaals zoiets te beleven
en er dus door mij een stevig jaardeel de muze alleen
maar belikt hoeft te worden als ik daar in een poëzieden-
de boterbui behoefte aan krijg zonder dat direct te vertalen
naar een dichtproduct om de vlijmen naar buiten te laten
knoeien gelijk nu de regen op het buitengebeuren neer-
stort waarvan ik dus gelukkig word als beleef ik nu einde-
lijk eens heel het echte leven.

Deze jeetje-wat-een-lange-wobbelzin ter inleiding naar
het feit dat de crisis, zo beloftevol op de knekelbuis
geoffreerd al weken en wekenlang, in het kader van
mijn raam nog geen veranderingen naar arm heeft
gebracht en dus het ietwat verhitte gezicht van onze
Wouter bij de PW-tjes mij danig vreemd voorkwam
gisteren. Waarover uiteraard vandaag weer heel wat
sappige commentaren uit kelen vloeiden. Want bij
gebrek aan een stevig oorlogje of wat moet men
toch een bezigheid hebben die al de wangen doet
bollen van leefzucht ter aanfluiting van het loei-
snoeiprogramma dat vederlicht uit het verhitte ge-
zicht van Wouter viel als een baksteen waaraan
dus wel even zwaar getild moet worden volgens
al die commentkelen.

Dus heb ik me voor weken op water en brood gezet
om de ietwat te frivool leeggeraakte sok weer wat
volume te geven doormiddel van uitgespaarde eu-
rootjes. Want dat is toch maar de enige safebank
nog die er in bestaat de zuurgespaarde eurootjes
tot aan de eigen nood vast te houden zonder al de
Wouterdeals te ondergaan. Een held met sokken
eigenlijk ben ik. De sokken heus rap weer vol krijg-
end door de o zo bekende Nederlandse zuinigheid
zoals de Belgen likkebaardend altijd kwelen hebben
ze weer last van het verdriet, door Hugo C. hen zo
aangepraat dat een bontebok krek nodig is in al hun
awaaibaaierigheidjes tot het fiks komen van…

Ja, van wat eigenlijk?

Overigens ga ik me daar het hoofd niet over breken,
want het regent nog altijd in het buitense, en zoals
een welbekend gezegde luidt: bij regen moet je heel
geen Belgen hebben.

Ik ga nog maar wat crisisje kijken op de knekelbuis,
denk ik. Al die poliemieterse mensen, zo kneuk om
daar naar te kijken. Ha, net een net gelukte dieren-
tuin.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten