zaterdag 15 december 2012

Brief (57) uit Schiedam

Stel je steelt een fiets en je wordt niet gesnapt. Die kans
namelijk is redelijk groot. Wat doe je met zo’n ding na de
diefdaad. Houd je het en kar je er gewoon op door zonder
de minste angst om alsnog te worden gepakt. Zoals een
door de wol geverfde jatter veelal angstloos vertrouwt op
de traagheid van het politionele apparaat. Berg je de ge-
stolen waar weg op een plaats waarvan jij denkt dat echt
niemand het kan vinden. Donder je na gebruik de twee-
wieler ergens aan de kant van de weg. Zet je hem brutaal-
weg voor je deur. Geef je hem bij goed bevallen een ander
kleurtje met de bedoeling er nog jaren op te rijden. Of be-
gint er een schuldgevoel zich te manifesteren in je lijf om-
trent de arme eigenaar van de fiets? Of erger misschien
omtrent je eigen gemoedsrust nu tot het jattersgilde op te
zijn geklommen daar waar je altijd verre van bent gebleven
in het verleden omdat een braafburger toch net iets makke-
lijker is om te leven dan een boefburger.

Waarom ik hierover begin is niet omdat het weer 4/5 mei is
geweest en we het, zoals andere jaren, onbedwingbaar over
de fietsendieverij van de Duitsers moeten hebben.

Hell no!!

En dan die Duitsers trekken zich er niets van aan. Erger nog,
ze beleefden ons landje, zo kwam gisteren in een program-
ma op de televisie naar voren, in de oorlog als een makke-
lijk landje waar ze geen of verbazingwekkend weinig tegen-
stand ondervonden. Hooguit neutrale blikken. Niet nagatief,
niet positief. Dus die inname van de fietsen daar hebben ze
nooit mee gezeten zo is met een beetje denkdruk uit dat
programma te deduceren. En niet alleen daaruit. Zie de on-
bevangen Duitse Noordzeebestorming hier ieder jaar. Maar
zoals gezegd is het daar in deze brief niet om te doen en
wilde ik via de fiets, als toch ook een soort nationaal sym-
bool, naar de uitbenerij die er op dit moment plaatsvindt
omtrent de aanslag waarvan je toch al gauw de indruk krijgt
of er een heel leger aan terroristen het op de koninklijke
familie had gemunt terwijl het toch om een domdaadje van
een in het leven wat teleurgesteld persoon gaat. Je gaat
namelijk, is er een denkertje in je dat ook weleens aan de
vuige kant wil kraken, toch een ietsje beetje een wrangel-
gevoel ontwikkelen zie je al die hoogwaardigheidsbekleders
op de nationale braakkast verschijnen. Een wrangelgevoel
dat men hier met alle beenderen in het lijf heus even de
kans grijpt onze Be een flink stuk steviger in de harten van
de onderdanen te prakken daar waar ze voor de aanslag
nogal als een toch wat kille vrouw te boek stond tussen de
hartspieren van veel van haar onderdanen.

Je zou het zowaar gaan denken met aangeknipt vuigdenkertje.

En om het vuigen dan nog maar wat verder door te voeren zou
je de benerij ook kunnen bestempelen als een sluw spelletje
om via ‘t vertoon van de hoogwaardigheidsbekleders impliciet
het nationale belang van een aanval op ons allen te benadruk-
ken, waar alleen nog een saamhorigheid van allen met allen
een uitkomst biedt, met de koninging als de arme vlaglieverd
die zulks vreselijke aanval als gedaan op haar verjaarvierdagje
verdomme heel niet verdient zodat er eens even flink de veilig-
heidseisen en andere brrrrdingen overdone aangepast moeten
worden.

Terwijl ik ook denk, met mijn nog steeds ingeschakeld vuig-
denkertje, ja hoogmeidje dat is toch ook wel een beetje het
risico van het vak, zoiets als ook geldt voor de soldaten in Af-
ghanistan of elders in de wereld. En laten we wel wezen, die
verdienen toch een aanzienlijke slok minder. Goed, een fiets,
die kunnen ze nog wel kopen, achteraf, als ze geluk van leef
hebben.

Wel haast ik me hier op het laatste nippertje van deze brief te
benadrukken dat ik mijn vuigdenkertje extra! heb ingezet hé,
en dat het dus heus een ietsje tikje gechargeerd is wat ik hier-
boven te berde breng, want je weet het als mens maar ff nooit
natuurlijk met zoveel hersterkt Koningshuisgesoezel halmend
over het land.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten