woensdag 12 december 2012

Van de Ark en wat rand - (nov. 2008)

Een scheel dagje geleden zag ik bij P & W een meneer
die samen met wat Urkers zes miljoen brochures over
het scheppingsverhaal in brievenbussen wil strooien om
ons te laten denken over het maakverhaal van de schep-
ping ten opzichte van dat andere maakverhaal evolutie
genaamd en waartoe hij ter extra overtuig de Ark van No-
ach nabouwde omdat hij vindt dat daarbij ook het verhaal
maar weer eens verteld moet worden van de fikse regen-
bui die God op het hele aardse gebeuren stortte als straf
omdat Hij wat baalde van ons mensjes die maar zondige
mensendingen brutaalweg uithaalden op/met zijn mooie
schepping. Welnu, deze zondvloed, want zo heet het ding
in bijbelse kringen, zou als hervertelling adhv de brochure
én de gebouwde Ark een mooie aanleiding zijn, zo vond
meneer, in het jaar van die nare Darwin (2009) de macht
van zijn God hernieuwd te verkondigen. Want machtig is
IE! Zeker gezien alleen al die vloed in dat vloedverhaal-
tje dat bijna alles vernietigde, let wel, bijna hé, want van
iedere levende soort werden er twee gespaard, een man-
netje en een vrouwtje, opdat na het voldoende wegzinken
van al de door zijn Here God gestrooide nattigheid wel de
wereld met die bewaard gebleven paartjes weer rap her-
bouwd kon gaan worden. Vol vuur met die voor christenen
zo kenmerkende gelukzalige trek van alle gelijk op het
gezicht, bracht de man zijn heilsplan ter P&W-tafel waar-
aan, uiteraard niet toevallig, Middas Dekker zat, een ver-
woed aanhanger van Darwins evolutietheorie. Een theorie
die nu juist van al de tovergoddingen zegt dat ze onzin
mogen gaan zijn. Ondanks dat Middas Dekker deze avond,
zoals wel vaker als ie op de tv mag, aardig op dreef kwam,
werd de zo stralende Ark-van-Noach-bouwer (die heus wel
de evolutietheorie naast zijn scheppingverhaal wilde laten
bestaan als lesmateriaal op de scholen zodat er een keuze
zou zijn maar daarbij er wel even uitflapte dat alleen zijn
verhaaltje over de schepping klopt) niet godlosgeslagen
van de P&W-tafel geveegd zoals ik heel wel verwachtte,
welnee, de man bleef een godzalige glimlach van oor tot
oor op zijn gezicht trekken als was het vooral wel even
de vloedlijn van zijn eigen gelijk alsook natuurlijk een re-
plicalijn van de Zondvloed zo uitgevaardigd door zijn god-
geprezen Heer.Niet de evolutie, maar de schepping is waar
zo bleef meneer Arkbouwer vinden en zo mag hij terecht
met brochures over het scheppingsverhaal onze brieven-
bussen gaan bestoken.
Jammer dat er niemand aan de tafel kwam met het vraagje
waarom, als die God dan zo machtig is zoals de Arkbouwer
beweerde, er van iedere soort een paartje mee moest varen
met de Ark op Gods o zo wreed uitgestorte strafwoelbaren,
want waarom moeilijk doen als het makkelijk kan met zulks
een macht als zijn God toch in de klauwtjes heeft? Waarom
niet het hele bubsje verzopen en met een vingerklik van zes
dagen even alles kek gewoonweg fonkelopnieuw geschapen?

Toch een peulenschilletje voor zo’n Almacht?

Of wellicht had de vraag hoe het toch mogelijk was dat kop-
pels van alle dieren in de wereld op zo’n luttel schip pasten
wat explicieter gesteld moeten worden? Want niet een beetje
al te benauwd zo’n krappe ruimte waarin ook nog eens het
voedsel voor de paardieren moest worden meegeborgen? En
al dat strafwater uitgestort over de wereld? Overtollig tover-
water wellicht? Terecht waren ze geweest, zulke praktische
vragen wat mij betreft, want ook de Arkbouwman neemt alle
verhalen uit de bijbel bijzonder letterlijk zo laat zijn Arkbouw
aanzien. Maar wellicht moet ie dat ook wel anders zou bijvoor-
beeld ook de Jezusvertelling in het bakje van overdrachtelijk
bedoelde verhalen geplempt moeten worden en dat…

Gewoon wat simpele vragen.

Maar nee en jammer dus.

Middas D. inmiddels te geleefd, te mild, te…?

Want geen lieve Deospaan nog zou van ‘smans Ark natuurlijk.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten