zaterdag 15 december 2012

Brief (42) uit Schiedam

Alweder zondag.

En alweder geen idee waarover te schrijven.

Een ideale basis om het dan wel te doen zo is al vaker
in deze reeks brieven gebleken. Toegegeven, meestal
ging het dan over schöne goddelijke zaken met als on-
derliggend argument dat het zondag was en er dus eh
maar over deze zaken geschreven moest. Want vreemd
genoeg ben ik vrijwel altijd zonder idee ergens over te
schrijven als het zondag is. Geen benul hoe dat komt.

Al valt er natuurlijk wel over te speculeren.

Zo woon ik al tijden op zo’n 300 meter van een kerk die
er de oorzaak van is dat het inlezend schermstaren, iets
wat ik iedere ochtend doe om effe in al de ‘literatuur’ te
komen, op zondag altijd stipt gegarneerd wordt met een
donderend luiden van klokken. Bronskoppen die er spe-
ciaal op lijken gemaakt om mij uit de ‘literatuur’ te mep-
pen met fikse dreunen en zodoende elk idee opgekomen
tijdens het scherminlezen met alle klepelkracht die ze in
zich hebben mijn zondaghoofd uit te klangen als waren
het alleen maar zondige gedachten.

Gedachten, nog eens extra onbehoorlijk lijkend op zulks
hele dag des heren waarin ik ook vanuit mijn schrijfkamer
steevast al bij de eerste klokdreun de opgeroepenen uit
hun huizen zie komen. Gekleed in zulk een fijngesneden
lappen als begeeft men zich naar een themadag die even
heel niet voor de poes gaat zijn zo verkondigen die lappen
aan heel de wereld, maar toch vooral ook aan mij. Waarlijk
een dag is het, zo schreeuwt uit de zondagspakken en zon-
dagsjurken, die men niet licht even met fleurjurkje of koen
vrijetijdsbroekje in stapt.

Het luiden der klokken duurt ongeveer twintig minuten.

Een fikse tijd die een onwelwillende toehoorder als ik
volledig lam legt zonder geheel weg te raken in welke
gedachte ook, zondig of niet. Pas als de geroepenen
weer naar huis schreden, op een iets andere manier
dan ze eerder gingen, alsof ze tegelijkertijd in al hun
zwaarte een stuk lichter zijn geworden, piept er o zo
voorzichtig weer wat literatuur mijn hoofd binnen. Maar
zo uit koers geraakt ben ik iedere keer weer, dat zelfs
het allermooiste boek me op dat toch fijne moment
geen draadnagel gaat raken. Want ik weet ervan, van
het programma dat iedere zondag wordt afgespeeld in
het gebouw waaraan de klokken gelieerd hangen te zijn.
Iedere zondag van mijn jeugd heb ook ik zoals de huid-
ige opgeroepenen de gang moeten maken naar al de
kaarsrechte banken in rijen geplaatst voor een donker-
bruine kansel van hout. Een kansel mij destijds zo zwart
in de ogen klinkend dat ik nu nog, hier in deze kamer,
alle donderstrafschuldenboeteverhalen hoor zoals ze
toen klonken. Alleen is er nu dan het effect in mij van
hemeltjelief dat ik er toen zozeer door overdonderd
werd. Ja, als de Samsonpilaren zonder die Samson
hangend in een volledige luchtledigheid vol roze wolk
zo effecteert het mij nu. Of, met iets minder bijbelse
woorden, ha het fuckt me geen enkel wondertje meer.
Wat natuurlijk op geen enkele manier steekhoudt, want
zie maar weer eens hoe deze brief tot op alle letter is
vervuld van geloofsgedoe. Het klokgelui iedere zondag
is er de oorzaak van zo durf ik hoopgevend te denken,
want terugkeren naar…

Heus, heus, ik geloof er vooralsnog geen wonder in!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten