woensdag 12 december 2012

Een dakraam een viool en wat verder nog te berde komt.

Van de vijfde trede hup naar de grond. Een heus stevige storting.
Zij wilde dat. ‘t Bewijs van toch wel wat in zijn mars. Want neer-
storten, zo zei ze, is een teken van durven bestaan, zeker als
het vrijwillig gebeurd. Het laat namelijk zien dat stijging dan wel
belangrijk is, maar dat het je niet overrompelt als je uiteindelijk
de moed hebt neer te gaan.

Natuurlijk had hij bevestigend geknikt en even later onderaan de
huishoudtrap gelegen in een houding als was hij tijdens de vlucht
naar beneden in een vorm van een vraagteken geperst om zo op
de vloer terecht te komen, had daarbij gedacht, niet uit zijn kader
te krijgen, na dalen is er het stijgen en hij was overeind gekomen.

De poging tot een kus deed hij nadat ze hem de opdracht gaf de
trap terug in de schuur te zetten. En ja zeker voelde hij zijn rech-
terbeen. Vijf treden, het is niet niks als bewijs. Gelukkig was het
zondag en had hij geen al te zware inspanningen hoeven verrich-
ten. De kus? Gezoefd was ie langs haar weggedraaide hoofd, niet
op de plaats van bestemming gekomen.

O, gestruikeld.

Dat was maandag.

Tegen zijn collega’s.

Dinsdag was het al zo gewoon dat niemand er het nog over had.

Zeventien jaar al en nog altijd geen greintje wilde hij van haar af.
Wat concessies had hij mogen doen. Maar geen idee kabbelde er
in hem nog over hoeveel hij van zichzelf had moeten verwijderen
voor haar. Niet erg, een verdomd fijn lijf namelijk waarin ze woon-
de. Bovendien wist ze zijn verlangens hevig te houden door hem
hooguit een keer per maand toestemming te geven in haar buurt
te komen. Dan was hem vergund wel vijf minuten aan haar kruis
te ruiken. Haar broekje nog aan!

Vijf minuten. Hij moest daarbij zelf op de toebedeelde tijd letten.
Hield hij zich er precies aan mocht hij zich daarna in de slaapkamer
aftrekken terwijl zij van een afstandje naar hem keek zonder hem
aan te raken. Bij overschrijding van de vijf minuten met ook maar
een halve seconde kon hij het op zijn minst twee volle maanden
vergeten, dat ruiken. Het onaneren ging gewoon door als was het
een absolute noodzaak voor hun huwelijk.

Frigide was ze niet.

In feite liet ze zich nogal makkelijk neuken.

Alleen niet door hem.

En in ‘t achttiende jaar van hun huwelijk ging ze zonder noemens-
waardige complicaties dood.

Hij bleef.

Alsook het verlangen naar de vijf minuten. Een mens is te intelli-
gent om plant te zijn, toch leven de meeste mensen als planten.
Nauwelijks een jongetje van twaalf jaar had hij met deze gedach-
te indruk gemaakt op zichzelf. Het stond sindsdien buiten kijf dat
hij al dat plantgedoe aan zich voorbij zou laten gaan. Dat het in
ieder geval bijzonder moest worden dat aanstormende gedoe van
zijn bestaan; was je maar slim genoeg om het beste stukje te be-
klauwen moest het niet meer dan een zuchtje kosten om de grijp
in ‘t bijzondere te laten ontbloeien. Twaalf jaar was hij geweest en
ook net doende waren ze een flink aantal bekende spreuken te
behandelen in de klas.

Vijf minuten!

Minuten die hij zo node moest missen sinds zij de plotse wijk had
genomen naar de wereld van zompige aarde vol vreetspul dat ja-
loersmakend haar mooie lichaam had voorgeschoteld gekregen.
En Uiteraard tot op het bot zijn ze gegaan rulde het haatdragend
in zijn gedachten, nog niet een zacht stukje zal er zijn gebleven,
alles in dat veel te hongerige vreetspul verdwenen.

Maar daar ging hij zich nu niet overbewust van zijn, nog even niet.
Eerst moest er wat tussen gepropt om een beetje grip op alles te
kunnen houden nu zij weg was, en wel het deuntje van de vader
die, als machinist hoog in een bouwkraan gezeten om toch maar
vooral andermans bouwwerken te voltooien, op een gegeven mo-
ment in een tóch nog filosofisch getinte bui bedacht zal hebben:
“Overdag hijsen? Dan ook maar ‘s avonds!” Een gedachte, overig-
ens, die de vader begon te denken op het moment dat een derde
worp van zijn eega uiterst aanstaande was.

Een belangrijke daad bleek het voor de derde worp dat drinkbegin
van de vader om dat bijzondere leven, op twaalfjarige leeftijd door
hem zo knap gedacht, een goede start te geven. Deze derde worp,
een zoon zo is inmiddels duidelijk, als een nogal hongerige bewijs
van de onnadenkende geilzucht van de vader, had het er (tussen
wat broers en zussen) maar mee te doen.

Een belofte tot aanvaring, al bleef het bij verbaal geweld.

Tot er getrouwd werd met de-vijf-minuten-vrouw was er dus weinig
lieflijks tussen de geile verwekker en het resultaat ervan, weinig
begrip voor elkaar was er zogezegd. De moeder bungelde hier wat
angstig bij en deed zich doof en stom voor was er weer eens een
conflict tussen voornoemde twee, waarbij toch de zoon tot op het
laatst steeds het onderspit moest delven, of wel af moest druipen
naar zijn slaapkamer om daar de woede op te kroppen als voor-
bereiding op de ontvankelijkheid van de toenaderingen uit de vijf-
minuten-vrouw die hij ook graag trouwde om van de almaar groei-
ende haat af te zijn jegens zijn verwekker.

Een angstige moeder en een kreng van een vader, een ideale
voedingsgrond naar bovengenoemde verhouding van de zoon
met de vijf-minuten-vrouw zo wil dus gebleken in voorgaande
deel van dit lang te worden bedoelde gedicht dat heus nog een
wijle zal moeten doormodderen met het feit van die vreemde
verhouding tussen de vijf-minuten-vrouw en het derde kind van
de drinker, vader en zoon waartussen vele conflicten doolden
nooit werkelijk tot een oplossing gebracht omdat de zoon het
eerstedebeste mädel al direct zo serieus nam dat hij er binnen
een paar maanden mee trouwde. Waarmee natuurlijk niet is ge-
zegd dat hij er niet stapel op was, ha, hoteldebotel was hij al bij
de eerste gewisselde blikken tussen hem en het mädel, waarbij
het wel de vraag is of dat stapeldolgedoe voortkwam uit een
gezonde verliefdheid zo kenmerkend voor al het ronddartelen-
de jongspul of dat hij vooral onbewust naar ‘t wicht toegedreven
is door de onhoudbare situatie in het huis van zijn beefmoeder.
In het kader van dit gedicht laten we dat open en gaan verder
met de derde worp nadat hij zijn geliefde vijf-minuten-vrouw
verloren had, al moet gemeld dat het vijfminutenspel niet al
direct aan het begin vasn het huwelijk gespeeld werd, donders
nee, twee weken, wittebroodsweken zeg maar, was er ‘normaal’
sexueel verkeer tussen de twee, al waren er toen al wel de eer-
ste tekenen vanuit de toekomstige vijf-minuten-vrouw dat het
daarop uit zou komen, want één keer in de vier dagen en dan
ook nog zo snel mogelijk zo was haar devies al vanaf huwelijks-
nacht nummer een.

De zoon was op z’n vijftiende aangewezen op veel jeugdzorg. Er
kwamen wat tehuizen, er kwamen wat pleeggezinnen, er kwamen
ook veel complicaties aangaande het bijzonder zijn door hem zo
hoopvol gedacht destijds, een gedachte die hij nog niet vergeten
was en die hem ten opzichte van de hijsvader op de been hield.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten