(Genesssisss)
in een eender begin was er licht
niets dan licht
dat scheen over de aarde
langer al was er
de koe
de aap
de kangoeroe
de hond
de walvis
de duif
een hele dierenwereld wel
en ze was in vrede
geen dier belaagde andermans dier
zeker ook was er het woord
maar geen dier die het wilde
al was er de slang
die verhaalde van alle vlees
zelfs aan de leeuw
geen koning nog
zo zonder het woord
de slang liet het vlees in woorden glanzen
voor de leeuw
voor alle dieren
maar de leeuw
hij wilde geen vlees
zijn koningshonger ook met woorden niet stillen
aan de slang gaf hij het advies
te verhalen van leven zonder vlees
aldus geschiedde de slang hij vertelde voort
zo bleef het dat de vis geen andere vissen vrat
de spin geen insect begeerde
vilde de panter geen zebra
velde de uil geen muis
greep de arend niet in het lam
ging de miereneter niet uit mieren
en joeg het luipaard alles wat rende niet de stuipen uit het lijf
allen moesten
zoals de leeuw
zonder vlees en zonder vrees
maar de slang ging er rap van balen
zoveel niets dat vond hij maar niets
hij zon op iets uit dat niets
aldus nam hij de fijnvijg bij het woord
liet de vrucht in mooie zinnen glanzen
zweeg evenwel
over
het zwarte lokhuis
de leeuw al met al een eetdier
hapte na wat mooizinnen toe
raakte tot aan de kwade kern
het zwart het deed hem brullen
lange manen omkransten hevig zijn kop
daar waar nu veel schaamte was te verbergen
woest ook was de leeuw
woest! woest!! woest!!!!!
maar de slang al uit zijn blikveld
een schaap naief
van geen kwaad zich bewust
greep hij bekvol in de nekwol
arm schaap
het blaatte
dat hielp niet
het schaap werd vlees
het kwam tot ver in de leeuw
en zo legde al bij al de slang de kiem
waardoor het leef der dieren kon geworden
tot een plek waarin alleen de fitteste nog kan survivallen
ook werd de leeuw er koning
in een eender begin was er licht
niets dan licht
dat scheen over de aarde
langer al was er
de koe
de aap
de kangoeroe
de hond
de walvis
de duif
een hele dierenwereld wel
en ze was in vrede
geen dier belaagde andermans dier
zeker ook was er het woord
maar geen dier die het wilde
al was er de slang
die verhaalde van alle vlees
zelfs aan de leeuw
geen koning nog
zo zonder het woord
de slang liet het vlees in woorden glanzen
voor de leeuw
voor alle dieren
maar de leeuw
hij wilde geen vlees
zijn koningshonger ook met woorden niet stillen
aan de slang gaf hij het advies
te verhalen van leven zonder vlees
aldus geschiedde de slang hij vertelde voort
zo bleef het dat de vis geen andere vissen vrat
de spin geen insect begeerde
vilde de panter geen zebra
velde de uil geen muis
greep de arend niet in het lam
ging de miereneter niet uit mieren
en joeg het luipaard alles wat rende niet de stuipen uit het lijf
allen moesten
zoals de leeuw
zonder vlees en zonder vrees
maar de slang ging er rap van balen
zoveel niets dat vond hij maar niets
hij zon op iets uit dat niets
aldus nam hij de fijnvijg bij het woord
liet de vrucht in mooie zinnen glanzen
zweeg evenwel
over
het zwarte lokhuis
de leeuw al met al een eetdier
hapte na wat mooizinnen toe
raakte tot aan de kwade kern
het zwart het deed hem brullen
lange manen omkransten hevig zijn kop
daar waar nu veel schaamte was te verbergen
woest ook was de leeuw
woest! woest!! woest!!!!!
maar de slang al uit zijn blikveld
een schaap naief
van geen kwaad zich bewust
greep hij bekvol in de nekwol
arm schaap
het blaatte
dat hielp niet
het schaap werd vlees
het kwam tot ver in de leeuw
en zo legde al bij al de slang de kiem
waardoor het leef der dieren kon geworden
tot een plek waarin alleen de fitteste nog kan survivallen
ook werd de leeuw er koning
Geen opmerkingen:
Een reactie posten