Genie = ge nie
Zo schreef ik al eens.
Het is net als met die hoogbegaafde kinderen op
gewone scholen waarvoor bij hun medescholier-
tjes geldt:
GE NIE!
Kijk ik even naar buiten, zie ik een ander genie.
Een wat ouder genie al. Zo een met een oog-
vergallende extra glimhuid heerlijk strak om
het kreukellandschap van het eigen reeds te
afkalvende leeflaken gespannen waarmee kra-
kend en knerpend (het is zelfs door de dichte
ramen van mijn toetshokje wil-duidelijk hoor-
baar) een stevige poging wordt ondernomen
het al genoemde kreukellandschap op de niet
meer zo jonge soepelhuid een moment de illu-
sie te geven het erge oudgroeien heus nog wel
ferm te kunnen tegengaan middels het buiten-
sporig de ledematen aan te sporen door ze de
sporen te geven. Ledematen, overigens, die dat
spoorgedoe natuurlijk lang al niet meer kunnen
verdragen daar de lieflijke dood in zijn hoedanig-
heid van grijs en craquelé-oprispingen onder de
reeds beschreven kunstmatige glimhuid al danig
de overwinning aan zijn kant weet te scharen bij
steeds meer tijd en wijle zodat het hele gebeuren
iets van een treurlekkend staaltje onverwoestbare
jeugdklamp doet vermoeden in het al genoemde
glimpak met ingebouwde snelheidsdroom. Een
krampachtige wegfutseling dus van de lang al
verdwenen kraakbeensoepelheid waarbij onbe-
doeld eigenwijs de buitenspoorbeweging eerder
een wat al te krakkemikkige niet-beweging uit-
straalt die dan ook de zo hevige wilbeweging naar
dé verjongingskuur volledig teniet doet of in ieder
geval lachwekkend maakt. Een niet-beweging ook
die de snelle glim van het pak totaal laat verbleken
en het al genoemde grijs mét ongewild tonsuur op
de nok van het ogenschijnlijke machokarkas nog
eens extra laat opbloeien in de helse schaduw van
de altijd en eeuwig grazende knekelverzamelaar zo-
dat een ineensmelten met de vleesgeworden kne-
kelreclame al wel heel duidelijk zeer snel aanstaan-
de lijkt ondanks het bewegende niet-bewegen in te
modern renglimpak met onverwoestbare jeugdsug-
gestie en alle geloof nog in eeuwig.
Het grote aangrijpen, daar gaat het wellicht om?
Of:
De ogen in ‘t buitense knikkeren geeft vaak veel fijn.
Zo schreef ik al eens.
Het is net als met die hoogbegaafde kinderen op
gewone scholen waarvoor bij hun medescholier-
tjes geldt:
GE NIE!
Kijk ik even naar buiten, zie ik een ander genie.
Een wat ouder genie al. Zo een met een oog-
vergallende extra glimhuid heerlijk strak om
het kreukellandschap van het eigen reeds te
afkalvende leeflaken gespannen waarmee kra-
kend en knerpend (het is zelfs door de dichte
ramen van mijn toetshokje wil-duidelijk hoor-
baar) een stevige poging wordt ondernomen
het al genoemde kreukellandschap op de niet
meer zo jonge soepelhuid een moment de illu-
sie te geven het erge oudgroeien heus nog wel
ferm te kunnen tegengaan middels het buiten-
sporig de ledematen aan te sporen door ze de
sporen te geven. Ledematen, overigens, die dat
spoorgedoe natuurlijk lang al niet meer kunnen
verdragen daar de lieflijke dood in zijn hoedanig-
heid van grijs en craquelé-oprispingen onder de
reeds beschreven kunstmatige glimhuid al danig
de overwinning aan zijn kant weet te scharen bij
steeds meer tijd en wijle zodat het hele gebeuren
iets van een treurlekkend staaltje onverwoestbare
jeugdklamp doet vermoeden in het al genoemde
glimpak met ingebouwde snelheidsdroom. Een
krampachtige wegfutseling dus van de lang al
verdwenen kraakbeensoepelheid waarbij onbe-
doeld eigenwijs de buitenspoorbeweging eerder
een wat al te krakkemikkige niet-beweging uit-
straalt die dan ook de zo hevige wilbeweging naar
dé verjongingskuur volledig teniet doet of in ieder
geval lachwekkend maakt. Een niet-beweging ook
die de snelle glim van het pak totaal laat verbleken
en het al genoemde grijs mét ongewild tonsuur op
de nok van het ogenschijnlijke machokarkas nog
eens extra laat opbloeien in de helse schaduw van
de altijd en eeuwig grazende knekelverzamelaar zo-
dat een ineensmelten met de vleesgeworden kne-
kelreclame al wel heel duidelijk zeer snel aanstaan-
de lijkt ondanks het bewegende niet-bewegen in te
modern renglimpak met onverwoestbare jeugdsug-
gestie en alle geloof nog in eeuwig.
Het grote aangrijpen, daar gaat het wellicht om?
Of:
De ogen in ‘t buitense knikkeren geeft vaak veel fijn.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten