dinsdag 27 november 2012

Huidschilfers (4)

Als lood nu, de warmte in de kamer. Ook de spiegel smeet een verwijtende leegte de ruimte in. ‘Verdomme, altijd die hem eeuwig verscheurende beelden.’ Kwaad wordend op zich zelf liep hij, om die beelden kwijt te raken, naar het raam. ‘Waarom, waarom?’

De zon smeet met behulp van de omringende flatgebouwen grote donkere schaduwen op de straat. Aan de overkant zat een al wat ouder echtpaar op een balkon voor zich uit te staren. De rode kleur van de huid en het zweet dat bij de man langs zijn gezicht droop toonden dat ze er al een tijdje zaten. Ze keken elkaar niet een keer aan, de echtelieden, spraken geen woord met elkaar. Gesprekken, dacht hij en bleef naar ze kijken, door vele slepende jaren niet meer mogelijk?

Gestommel! Alsof er niet iets van een knallende slaapkamerdeur gebeurd was liep ze op blote voeten de kamer in, vroeg, ‘wil je iets drinken?’ Zonder zijn antwoord af te wachten verdween ze de keuken in. Even wilde hij, maar zag het venijn weer en draaide zich terug naar het raam.
De man was nu alleen, met een grote zakdoek veegde hij het zweet van zijn hoofd. Opeens gingen zijn kaken wijd uit elkaar, waarschijnlijk een schreeuw. De vrouw verscheen, verdween weer, kwam even later met een groot glas bier te voorschijn, zette het net wat te ruw op het tafeltje en liep direct weer naar binnen.

Gerinkel uit de keuken begeleidde de geluidloze film op het balkon.

Ze kwam niet terug, de vrouw. Met grote slokken dronk de man het glas leeg, staarde weer voor zich uit, merkte waarschijnlijk niet eens dat hij weer alleen was. Een vermoeid huwelijk, voortstrompelend?

Een kleine minuut bleef hij nog staan kijken, ‘hét perspectief.’ Hij probeerde hij een plots opkomend gevoel van onbehagen weg te lachen, haalde dan zijn schouders op, liep weg van het raam. Op de kussens van de bank gezakt luisterde hij naar de geluiden in de keuken; nog steeds gestommel, gerinkel van kopjes. Een blauwe beker werd even later met een harde tik op de salontafel gezet, en zij plofte op de bank. Languit op de kussens liggend schoof ze haar blote voeten op zijn schoot. `Wil je kriebelen?` Ondeugend vroeg ze het. Als een klein niets gebeurd meisje. Ze bewoog haar tenen en wreef de voeten op zijn schoot tegen elkaar. Hij pakte ze vast. Behaaglijk strekte ze zich uit en deed haar ogen dicht. Het echtpaar van het balkon verdween in haar wriemelende tenen.

Zijn wang is koud als het serpentijn. Alsof hij haar voeten beroert strelen zijn vingers een hoek van het massieve blok. `Bier!’ Het echtpaar, de wriemelende tenen, alles is al grotendeels uit zijn gedachten verdwenen als hij zijn wang van het koude steen trekt. Uit het kratje grist hij vier flesjes.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten