Met een grote boog had ik er altijd omheen gereden, want
het stond voor mijn gevoel gelijk aan de wooninrichting van
zeker zo’n tachtig procent van de huizen in Nederland en
daar wilde ik, toch zeker correcte massafobielijder, toch wel
even heel wat mijlen boven staan.
IKEA, ha het zou me wat.
Echter, na een enorme verhuizing van een oud naar een
nieuw woonhuis/atelier moesten er stellingkasten aange-
schaft om de gereedschappen alsook andere hulpmiddel-
en ter vervaardiging en totstandkoming van eventueel door
de wereld gewilde en gewaardeerde kunst in te kunnen op-
bergen. En nergens, zo had ik mij ongevraagd laten vertel-
len, zijn zulke opbergkasten goedkoper dan bij de massa
bekende en populaire grootwinkelbedrijf IKEA.
De boog werd dus een rechte lijn.
Een park, dat was mijn eerste indruk bij het betreden van
de kwistig rondgebouwde ruimte. Een enorm en bijzonder
park waarin paden met verplichte looprichting zich mean-
derden tussen volledig volgeplempte stukken ruimte waar-
in hele woon-, bad- en slaapkamers zich uitstalden als zeld-
zaam mooie bospartijen, struiken en andersoortig groeisel
waartussen op de bankjes buiten de woonverblijven zowel
als er middenin men net als in een regulier park zitting kon
nemen wilden de ledematen even niet meer meewerken aan
de wandeling die, zo bleek later, behoorlijk veel passen en
tijd in beslag nam bij het almaar groeiende verlangen, na zulk
een waanzienlijk slok woongenot, aan de uitgang te belanden.
Maar dat was voor later, vooralsnog leek de genomen rechte
lijn aarzelend wat warmte in zich te gaan bergen, want het
park van woon-, bad-, en slaap- kamers dribbelde mij van zo-
veel belovende veraangenaming van het leven tegemoet. Ja,
van huis naar Ikea zonder bochten, het was gewoon de juiste
weg zo mocht nu van mij. Een droom zelfs.
lijn aarzelend wat warmte in zich te gaan bergen, want het
park van woon-, bad-, en slaap- kamers dribbelde mij van zo-
veel belovende veraangenaming van het leven tegemoet. Ja,
van huis naar Ikea zonder bochten, het was gewoon de juiste
weg zo mocht nu van mij. Een droom zelfs.
En toch, en toch.
Want eigenzinnigheid laat zich niet zo een twee drie verdrijven,
kwamen er, tevreden wandelend langs al die kant en klaarweel-
de, gedachten in mij die al de keur een spaantje deden verbleken,
die de paden plots wat minder aangenaam deden lijken, het
overdekte park een stuk minder park lieten zijn. Gedachten over
de nachten in het gebouw. Danige perioden namelijk waarin dit
beslist te beleven genot tot een urenlange en vooral ergerlijke
leegstand is gedoemd. Nachten die, zeker in een economie van
vieren-twintig-uur-doorgaan, wel heel beschamend afsteken bij
al dat bijna verplichte kant-en-klaar-genot.
De verlaten boog en tegenzin, bij elkaar kwamen ze weer.
Niet dan om de eenmaal opgekomen bezwaren tegen dit onge-
bruikte nachtelijke woongeweld uit te laten wolken naar een wel-
licht onmogelijke, maar toch geruststellende gedachte aan een
mogelijke mogelijkheid deze rare situatie te leiden naar een op-
lossing die het bestaan van een zo erg lege IKEA-ruimte tijdens
de uren dat de zon zich aan het bemoeien is met de andere kant
van de wereld zou wegvagen. Waarom, zo balkte het in mijn hoofd,
niet al die leegstaande kamers ‘s nachts laten bewonen bijvoor-
beeld? Maar door wie dan wel zo luidde daarbij de eerste vraag.
Asielzoekers zo was direct daarop mijn eerste antwoordgedachte.
Want had ik niet daags daarvoor op de tv gezien dat het aantal
aanvragers door de wat al te sappige regelgeving hier te lande
gestaag aan het dalen was zodat een grof opsluitingsbeleid in de
asielzoekerscentra een ietwat overdone begon te worden? Welnu,
IKEA dus. ‘s Nachts deze mensen gebruik laten maken van de
faciliteiten die het grootwinkelbedrijf een flink deel van het etmaal
zo ongebruikt laat is op z’n minst een geniale oplossing zo vond
ik heel wel zelf, want zo konden deze mensen vóór de toekenning
van een verblijfsstatus alvast wat wennen aan ons badderen in
weelde zodat de cultureshock niet al te groot wilde groeien. En bij
eventuele afwijzing hadden ze dan in ieder geval iets moois om
bij thuiskeer aan terug te denken zo was mijn erbij opkomende
menslievende gedachte. Bezwaren als vervuiling van de winkel
alsook de slijtage van de meubels door het nachtelijk gebruik
wuifde ik weg met de argumenten dat er overdag ook vervuiling
plaatsvond, dat er overdag ook danig op de meubels werd ge-
zeten, gelegen en geploft. Het was in ieder geval de korte pe-
riode dat ik in deze winkel aanwezig was mijn ervaring geweest.
Nee, een geniale oplossing was het, met een zeer praktische
bijkomstigheid heel gunstig voor ons land. Ik plofte tevreden
in een van de vele zitzeeën, want IKEA namelijk zou de asiel-
gebruikers een uurtje eerder kunnen laten opstaan om de
eventueel vervuilde winkelboel voor de dagelijkse opening van
de zaak een danig te laten opruimen waarbij een tweede voor-
deel gunstig zal willen uitpakken voor de arme asielzoekers,
en wel het voordeel van alvast wat ervaring opdoen voor hun
toekomstige werk hier in dit land dat toch voornamelijk uit
allerlei schoonmaakwerkzaamheden zal bestaan. Ideaal dus
deze prachtige oplossende gedachte zo mocht ik weldadig
beleven in de door mij bezeten zitweelde; want ha mooie be-
woning, geen verveling meer en een keurige opleiding voor
deze toch al arme mensen. En mochten ze ondanks toch te-
ruggestuurd worden, welnu dan kunnen ze op z’n minst de
hier opgedane ervaring prima in hun thuisland gebruiken, toch?
De westerse zitzee voelde inmiddels aan als een gouden troon,
en ja, ik zal heus vaker naar IKEA moeten, zulk een bijzondere
gedachten als je daar zoal krijgt.
IKEA.
IK En Anderen.
Welk een mooie leus zou dat niet kunnen zijn.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten