(m’n slaap reeds vroeg en dazend dagvrolijk
in de aura gelazerd) de vele bellenblaaspuf-
jes van de nacht te verbijzonderen naar ‘n
liefkoosdoekje heel wel zonder sleurangst,
hoor ik net buiten het raam van mijn droom-
sleephokje een kraken alsof de gevel er plots
de brui aan wil gaan geven. Of de pui me ver-
domme wil vertellen dat de komende dag niet
meer in alle vrolijkheid zal gaan ontstaan aan
haar fundamentvoeten. En dit dan gokwellicht
omdat de betonnen fundo’s onder aan de gevel
al zo’n 90 jaar de-wereld-voorbij-kabbelen aan
het huidje hebben hangen zodat het somber
dragen van de gevel nog de enige echte streef-
vervulling kan zijn die deze fundamentele basis
wil opbrengen. Nu ja en althans, zo wil mijn
vraagtekengedachte graag zijn, opgeroepen bij
dat zo plotse kraken naast het navelstrenge
raamgat van mijn droomvallige schrijfkamertje.
Of, anders gepiept: wat een mens al niet aan
verklaringen zoekt voor plotse gebeurtenissen.
Want zo met deze gedachte door mijn plaats-
elijke kleinwereld rondrekenend om de boel
vooral ordelijk alsook grijpbaar te houden zakt
er ineens een weldanig kleurige lap tussen de
raamcontouren van mijn lieflijke droomraap-
hok (een raaphok mij meestal veel ruimte
gevend voor het afschudden van het fysieke
leven waaraan zoveel te werkelijkheid kleeft).
Een nauwelijks nog aanwezige wind laat de zo
te plotse kleurenlap zachtjes heen en weer be-
wegen met de bedoeling, zoals al een beetje
gezegd, ook mij, net als de gevel, eraan te
herinneren dat het deze dag niet zomaar ge-
geven is een alledaagse dag te worden. Erger
nog, dat dit waarschijnlijk dé dag zal willen zijn
om weer eens heerlijk tot je te laten doordring-
en dat we in het nog altijd braafste land van de
wereld wonen ook al is de politieke meute te
Den Haag de laatste tijd wat lachwekkend ner-
veus doende te kluchtsappelen in ons (zo door
‘terreur’ geplaagde?) laaglandwereldje. Een
sappelen overigens, veilig dicht in de buurt van
de zo poezelige voetjes van het hoogmens
waarvoor dat lapje nu half voor mijn wereldkijk-
gat hangt te deinen in voornoemde, nauwelijks
aanwezige wind. Een deinen ook, direct aan-
gevangen nadat mijn alleen-staan-buur-vrouw-
met-kind het raam opende om de windvaan op
de bruigevel te plaatsen ter uitbundige viering
van het almaar zo fijn voortgaande kluchtleven
hierboven al enigszins in bescheiden woorden
beschreven met als heel hoogtepunt: draadje,
koekje, hap hap hap hap.
Werkelijk als een verbluffend braafsymbool, dat
lapje, zo treursiebelend aan een rond, lang, dun,
wit stokhoutlichaam.
Welnu, u is bedankt bedenkelijke buurvrouw, want
zo gaan de éénkleurige lakens me even later voor
zeker weer ontvangen met open doekpunten opdat
ik deze dag niet hoef leeg te drinken in een mij te
vreemde opgelegde vrolijkheid vol van een zoek-
happen van mijn leven, met daarbij als extra extra
daabsoluut hoogtepunt:
Maxima lekker volksgeil aan de virtuele koekhap!
O heerlijk eiland.
Te kijk en van zonsopgang tot op elk heden te be-
zoeken.
En toch, en toch… Leve Maxi… Eh… Trix!
April 2006

Geen opmerkingen:
Een reactie posten