dan kreeg je vrijwel altijd een plaatje voorgeschoteld van groen in har-
monie met traag bewegend en schijnbaar content roodbont of zwartwit.
Een lieflijk plaatje veelal.
Weliswaar hier en daar besmeurd met een vlek, maar wel zo dat die
vlekken het geheel vervolmaakten door het volmaakte een ietwat te
kraken met hun willekleurige viesuitspattingen op groen, bil, poot of
hoef. Harmonie dus. Of zeg maar: een figuratief schilderij in een lijst
van prikkelend schrikdraad. Niet meer, en zeker niet minder! Graag
verlang ik er naar, naar die plaatjes uit een nog veel te dichtbij ver-
leden. Al is het maar om mijn gevoel te extrapoleren naar een gevoel
van schoonheid zo broodnodig om me te rechtvaardigen tegenover de
brave zwartwitters op de plaatjes, zo geheel in dienst staand van ge-
noemde schoonheid waarvoor ze mochten en mogen betalen met on-
ophoudelijke stromen melk en uiteindelijk hun volgegraasde te slachten
lichaamsvlees.
Nu ja, om kort te gaan, beide partijen leken destijds redelijk tevreden
met dit evenwicht.
Echter, de altijd voortgaande vooruitgang wilde, zoals in alle geledingen
van het leven, ook in deze schoonharmonie een te kranig woordje mee-
tokkelen. De status quo van schoonheid moest en zou for te holy sake
of de vooruitgang gesloopt. Gevolg: veel nieuwigheden zijn er inmiddels
aan het schilderij toegevoegd. Dingen als machinale melktappers, com-
putergestuurde voedingspatronen enz. Heus, teveel eigenlijk om het hier
allemaal op te voeren. Ik kan dan ook met een gerust hart deze opsom-
ming met het afbreekwoordje enz. eindigen middels de ook nog extra be-
wering dat we buiten de al genoemde nieuwigheden ons in dit stukje voor-
al zullen beperken tot een paar van die vooruitgangshuppels waarvan er in
ieder geval één al jaren zeer pregnant binnengedrongen is in het hierboven
gegeven schilderij, en wel de huppel van de gele ‘oorbellen’ zo misplaatst
gehangen aan onbevoegde, dan wel voor versiering op z’n minst ontoereik-
ende oren!
Een verpletterende toevoeging, die bellen, waardoor de zwartwitters alsook
al de bontgekleurden er zijn gaan uitzien als opgedirkte domjuffers met een
door mij van de weeromstuit aan deze juffers toegeschreven neiging tot het
wulps schudden van de ruim aanwezige billen waarbij ook de uiers een niet
bescheiden rol spelen door speenlonkend heen en weer te zwieren tussen
dijen. Dijen overigens, door de al genoemde ‘bellen’ in mijn fantasie plots
wel heel ver afstaand van die bescheten koeienpoten ooit aanwezig in voor-
noemd harmonieus schilderij.
Kortom: het harmonieplaatje klopt allang niet meer.
Nemen we daarbij ook nog eens het al te beschamende wegnemen van
de horens, algemeen aanvaard tegenwoordig, dan kunnen we, door dit
alles, de nu wel heel verre afstammeling van de oeros zonder ook maar
een spatje kwade wil bestempelen als een goedmoedig wulps geoorbeld
zwartwitwakje zo heel misplaatst zwervend op een weids groen van waar-
uit niet meer harmonische schoonheidsbeweging te duchten valt dan af
en toe een wat verveeld zwaaitje met de vooralsnog door de vooruitgangs-
pecialisten ongemoeid gelaten staart. Werkelijk, als naïeve vleesklompen
lummelen deze zwartwitters met een enorm gegroeide melkverplichting
wat sukkelkeurig rond op de door henzelf met vlaaien belegde eetweiden
zonder ook maar in samenwerking met het hun toebedeelde landschap
een miniem sprankje schoonheid nog ten toon te spreiden.
Maar goed en ach en...
Dit alles heeft dan tenminste nog met de visuele perikelen in onszelf te
maken waarbij het eenvoudig een kwestie is van een beeldje hier en daar
wissen of vervangen door een andere en hup terug is de door ons zo ge-
wilde harmonie. Veel erger echter is het dat die altijd zo fantastische voor-
uitgangsspecialisten in dit specifieke geval niet even de moeite genomen
hebben wat verder te denken dan hun stormneus naar de toekomst lang
is bij hun beslissing de geelhangers aan het oor te introduceren. Want welk
een kleur in de natuur is lieflijker en meer uitnodigend voor insecten dan
de kleur geel? Als lokkende vlaggen voor magazijnen vol nectar hangen de
door de specialisten aangebrachte gele plakken aan de nietsvermoedende
zwartoren. Het vervolg laat zich makkelijk en spotvrolijk raden; niet alleen
de ogen van de zwartwitters en bonten zijn nu uitmuntende lekkernijkantin-
es voor het kleindier. Ook de welriekende oren met de uitnodigende gele
bloemvlaggen zijn overbeladen eethuizen geworden. Ruimtes die beslist
erg leeggeplunderd dienen te worden door de micro-eetbeestjes, gedicteerd
als ze zijn door de natuur. Danig is sinds die tijd de beweging op het destijds
zo harmonische groen dan ook toegenomen; ongewild moet het trage grazen
aldoor onderbroken worden voor de oorwapperstrijd tegen de door smakelijk
smikkelende insecten veroorzaakte oorirritatie.
Jeukgeel dus, als vooruitgangskrasje op het harmonieschilderij.
Maar er is meer.
De toekomstbaasjes zouden toch zeker niet dé toekomstbaasjes zijn was er
geen sprake van verlossing. Diezelfde vooruitgang namelijk heeft uiteraard
ook z’n onbewuste en daardoor onbedoeld lieflijke kanten. In dit geval de lief-
lijke kant vanuit de uitvinding van de chip. Een technisch uitvindsnufje dat men
volgens een of andere voor de tv optredende veeteeltman van plan is als ver-
vanger voor de bloemvlagbellen te gaan gebruiken zodat het ernstig verstoor-
de schilderijbeeld zich in de toekomst zal herstellen naar het voor ons zo be-
vredigende harmoniemodel. Onzichtbaar zal zo’n chip, aldus de veeboer, in de
melkgever worden geïmplanteerd en de koe zal ras weer de ons bekende koe
zijn in dat kloppende en toch vooral sus-sende schilderij van gewilde schoonheid
zo heerlijk oud al als het moment waarop de veeteelt tot cultuur werd verheven.
Eind goed al goed dus, mogen we de boer geloven.
En toch, en toch. Er knaagt iets.
En wel het woord ‘geïmplanteerd’.
Het doet beslist een hupje weerwil rondspringen in mijn naar harmonie ver-
langende lijf. Een weerwil waaraan het etiket “geïmplanteerd” duidelijk zicht-
baar bungelt, borrelt ongevraagd nukkig in een snel afweertempo naar boven
langs het mooivlees aan mijn ribben. Want stelt u zich toch de nabije toekomst
eens voor. Zo’n toekomst vol met van die onvermijdelijke, volledig geautoma-
tiseerde veeteeltbedrijven als enorme bijna zelfbedruipende machines lijkend
op automaten die volkomen misplaatst op het u zo geliefde platteland staan.
Waarbij de boer vanuit zijn woonderijkantoor de hele zaak kan regelen zonder
nog een hand aan de koe zelf te hoeven leggen. Erger nog, de boer zal er, in-
middels te mijlenver van de eigen veestapel afstaand, moeite mee hebben des-
gevraagd zo’n beest ook maar globaal te beschrijven. Eerder zal de moderne
veehouder u met gigabytes en subdirectories, zwaar van melkopbrengst, om
de oren slaan zodat het harmoniemodel, toch al geelverwoest, dan totaal uit uw
geheugen zal worden gewist.
Maar laat ik ondanks toch vooral vrolijk verder gaan en u brutaal vragen u
ook nog een overheerlijke niet te versmaden bilbief voor te stellen. U weet
wel, zo’n consumptiestukje, genomen uit het melkbeestje, waarin uw altijd
hapklare gebit direct een snoepende duik zou willen nemen ter bevrediging
van een danig mondvocht bevorderend genotsverlangen. En stelt u zich, nu
ik u toch aan de kabel van uw verbeelding mag hebben hangen, ook eens
even voor dat het stukje geïmplanteerde techniek een tijdje of wat vrolijk
aan de wandel is gegaan in dat enorme lijf van het melkbeest en precies in
dít heerlijke stukje bilbief is terechtgekomen nu zo hapverminderd voor u op
tafel staand. En jawel probeert u zich daarbij, we gaan hier niet voor minder,
ook direct maar even voor te stellen dat u die mondbevredigende hapvermin-
dering pleegt precies op de dag voor u alweer fijn op reis gaat om het jaar-
lijkse zo weldadige wolkje platteland tot u te nemen op datzelfde, door u nog
altijd gedachte, heerlijk harmonische platteland.
En tot slot. Ja, ik weet het, ik vraag wellicht wel wat erg veel van u. Maar stelt
u zich met een allerlaatste pufje voorstellingsvermogen ook nog even voor dat
u zich, naïef onbevangen maar toch uiterst nieuwsgierig naar de plattelandshar-
monie, diezelfde dag nog aan de ingang van zo’n volledig geautomatiseerd be-
drijf klampt. Precies daar waar een uiterst alerte computer het signaal van de
door u zo mondsappend opgehapte biefchipje opvangt. En vooral mag u zich
wat mij betreft graag voor de geest halen wat er dan zou kunnen gebeuren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten