Vakantie. Ha heerlijk dachten we aan het begin ervan,
mijn vriendin en ik, eindelijk eens geen beperkingen
en alleen maar doen en laten wat er te doen en te laten
valt volgens een ons al na twee dagen fonkelnieuw aan-
gemeten leefpatroon waarin oerfijn beslist de boventoon
zou moeten gaan voeren. Kortom een verkneukelende
kofferstemming huppelde door onze verse vakantiegenen
zoals een tijdens de steelgroei verlangde vrijheid dat doet
in een gekooide roos die graag uit zijn benarde positie wil
worden geplukt door een niet te miskennen lieftallige dame
met onvermoeibare bloemzucht in het te wapperweelhaar.
Vakantie dus.
Echter, de wil is nog niet de uitkomst van al het mogelijke.
Daar kwamen we al snel achter via onze allerliefste riem-
spekkie die, waar we ook gaan, altijd ongemerkt achter ons
aan kabbelt aan zijn lijntje, want meestal al na drie vreug-
depassen vol ha-daar-ligt-een-nieuwe-ontdekwereld de nagels
sleeppotig aan willekeurig welk wegdekplaveisel vijlend omdat
de rol van riemspekkie haar opgelegd door ons niet, zoals ge-
bruikelijk op andere plaatsen waar het wel mogelijk is, verandert
naar een riemloos vrij huppelen in dat zorgvuldig door ons uit-
gekozen ha-alles-is-nieuw-plaatsje. Met deze beperking had ons
hondje braaf leren leven en ook hield het bijkomstig de nagels
van het beestje op een aanvaardbare lengte waardoor de han-
deling de hondentenen, met de snelgroeiende uitsteeksels,
regelmatig te controleren op onbekommerd kunnen lopen of
rennen van het beestje als vanzelf wegviel.
Een tweeledig doel dus die beperking; het slijpen van de nagels
en de zekerheid dat onze allerliefste riemspekkie niet ineens zeer
afwijkende en eigenzinnige vakantieplannen in zijn kop ging halen
waarop wij dan weer uren zuurzoet zouden moeten doorbrengen
met een hevig piepzakangstig komt ie terug of niet spekspeuren.
Zo ook gingen we op een dag naar Terneuzen.
Lang leve de vrijheid grapten we nog tegen elkaar voordat we
het plaatsje binnen nieuwsgierden met ogen die bereid waren
alles, maar dan ook alles op te nemen wat ons als nieuw in de
oren klonk.
En nieuw kwamen we tegen!
Daarvoor evenwel waren we eerst nog langs de boulevard van het
plaatsje gelopen met de verwachting dat spekkie daar een tijdje in
de zee zou kunnen rondspetteren ter voor-vermoeiing om het
braafkabbelen in de binnenstad nog wat extra te bevorderen. Maar
wat een vakantiedomper in de vrijgenen kregen we gepompt bij de
aanblik van oever en water! Als bij een kanaal was het waarschijnlijk
vroegere en aanlokkelijke zandstrand weggewerkt onder een rechte
dijk met een talud van glibberige stenen keurig naast elkaar ge-
straatmakelaard met de bijna zo goed als zeker achterliggende be-
doeling, zo beslisten wij, dat er zo weinig mogelijk inwoners zowel
als toeristen nog plezier van het water mochten hebben.
Droog als een rasecht vuilnishondje ging onze hond mee naar de
binnenstad.
Ondanks het teleurgebeuren bij het water toch weer meer dan half
onbevangen geworden nog was er die vakantie die beslist gevrij-
geend moest worden wilden we een van de winkelstraten inlopen
met onze spekkie toen we een afwijkend verkeersbord opmerkten
waarop ons duidelijk, zo zagen we alras, te verstaan werd gegeven
dat onze allerliefste spekkie in die straat niet welkom was. God-ver-
de-plomp-ver-loren werd ons de vakantieweg afgesneden door
een of ander zeer ongebruikelijk antispekteken in dit nu plots nog
meer tegenvallende plaatsje. Zomaar! Ja, werkelijk zomaar was bij
de weledele dames en heren van de middenstand in dit centrum
onze braafspekkie in het geheel niet welkom. En dat in een stadje
dat toch absoluut weinig meer te bieden heeft dan de geijkte uit-
stallingen van diezelfde middenstand achter danig gepoetste ramen
van te overvolle etalages! Een eerste opkomend vakantiedipje sloeg
ik manmoedig van me af middels de vrijgenen die nog vers, nieuw
en strijdlustig in mijn lijf doende waren. Helaas is mijn vriendin, zo
plots in zulk soort situaties gebracht, nogal eigenwijs, ze doet dan
meestal precies het tegenovergestelde. Zo ook nu struinde ze, mijn
hoop opnieuw de grond inborend, direct de winkelstraat in. Ik bleef
voor het antihondenbord staan, hevig in twijfel haar toch achterna te
lopen, maar ook toen ze na een honderdtal passen wenkte liep ik
het verboden gebied niet in.
Een dierenwinkel vertelde ze even later, mijn vriendin. In die straat
is een dierenwinkel gevestigd! Dat moet je beslist gaan zien eiste ze
bijna meedogenloos van me! Gedrieën liepen we, zij en het hondje
kabbelend, ik met het antibord levensgroot in mijn hoofd, naar het
winkelpand. En ja hoor, alsof er van een verbod geen sprake was lag
daar aanlokkelijk de winkel voor huisdieren. De etalage vol met de
heerlijkste dingen, ook voor honden. Vol verbazing sloeg ik figuurlijk
in stijl achterover van deze onbedoelde grap, en wel hup zo op onze
spekkie, die ondanks deze aanslag nieuwsgierig en verlekkerd zijn
verboden neus door de opening van de deur stak als wilde het wel
graag aan een sappig eetfestijntje beginnen, desnoods met een
aantal andere, ook verboden soortgenoten. Na deze vreemde en
lachspetterende constatering beseften we tussen het schouderhik-
ken door dat het centrum van dit Terneuzen voor ons beslist geen
te nemen gebied was. Met veel weerzin liet spekkie zich van de geur-
deur wegtrekken en kwam half met de hondhakken in de verboden
straatstenen gedrukt achter ons aangesleept, zijn treurogende kop
verlangend de tegengestelde richting ingedraaid, want ons beestje
wilde beslist het laatste geurtje meepikken voor we de zo hevig voor
ons afgesloten straat uit zouden zijn. In een andere, normale plaats
zouden we wat lekkers voor hem kopen zo beloofden we spekkie met
een plaatsvervangende schaamte fiks rood op onze toch wel heel ver-
beten kaken gekwakt.
Wat nu te doen?
In een plaats waar al zo weinig te beleven is?
Een plaats ook die voor bijna de helft is afgesloten voor mensen gelijnd
aan honden.
We besloten door te zetten!
Het verbodsbord al half in een van de ladenkastjes van ons schemer-
gebiedje gepropt pakten we het idee op dat al een tijdje een beetje
verloren in een zijruimte van hetzelfde grijsgebied lag als was het daar
neergelegd ter voorkoming, in uiterste nood, van een mislukte dag.
Het bestond uit: Ga het gebied verkennen rondom het verboden centrum.
Door saaie straatjes dwaalden we een tijdje rond, nietszeggende huizen,
slaapverwekkende straatindelingen en tot overmaat van ramp begon het
ook nog eens te regenen zodat we in een van de portieken voor zon on-
welsprekende woonbel moesten schuilen.
Daar was het dat we besloten de dag maar te laten mislukken en zo snel
mogelijk onze auto op te zoeken ten einde nog sneller deze plaats, die,
zo wil de geschiedenis, zijn leuknaam te danken heeft aan een landtong
die vroeger op een neus leek, te verlaten. Welnu, alsof het een lange
neus naar ons trok, zo dwaalden we na de bui door de straten van het
plaatsje op zoek naar de parkeerplaats. Echter al danig op weg, stuitten
we opnieuw op iets vreemds. In wat de uitgaansstraat van Terneuzen be-
doelde te zijn troffen we, jawel, bij heel veel gebrek aan anderspannends,
hupsakee weer zon bijzonder schrikdadig bord. Een rechthoekig blauw
bord dit keer, waarop met witte letters een tekst was gedrukt die op zn
minst een ieder die zoiets voor het eerst ziet zou moeten verpletteren, zo
knuppelend absurd was het wat daarop te lezen stond. In ieder geval waren
wij in eerste instantie verbijsterd en onze vrijgenen moesten alle vakantie-
zeilen bijzetten om overeind te blijven teneinde nog een volgende oerfijn-
dag te kunnen laten opdoemen in onze deze dag zo beproefde hoofden.
Wat er geschreven stond op dat bord?
Bezoek Terneuzen!* Of lees eventueel deel 2 hierboven
Geen opmerkingen:
Een reactie posten